ECLI:NL:RBZWB:2025:710

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
02-161407-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en psychische mishandeling van kinderen met gevangenisstraf en taakstraf

Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder die beschuldigd werd van de mishandeling van haar twee kinderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder gedurende een periode van twaalf jaar stelselmatig fysiek en psychisch geweld heeft gebruikt tegen haar kinderen. De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan, schoppen, en uitschelden van de kinderen. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de tenlastelegging voldoende feitelijk was onderbouwd. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de kinderen onbetrouwbaar waren, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De rechtbank achtte de moeder schuldig aan mishandeling en legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 240 uur. De rechtbank oordeelde dat de mishandelingen ernstige gevolgen hadden voor de kinderen, wat de strafmaat beïnvloedde. Tevens werd een schadevergoeding van € 3.000,- toegewezen aan [slachtoffer 1] voor immateriële schade, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-161407-23
vonnis van de meervoudige kamer van 11 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsman mr. B.P.A. van Beers, advocaat te Roosendaal .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 januari 2025. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen haar bepaaldelijk gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De zaak van verdachte is gelijktijdig behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (02-161423-23)

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met haar partner haar zoon [slachtoffer 1] en dochter [slachtoffer 2] stelselmatig heeft mishandeld (feiten 1 en 2).

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding.
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert aan dat uit de tenlastelegging van feiten 1 en 2 onvoldoende blijkt waar de uitlatingen in het gedachtestreepje ‘die [slachtoffer 1] dan wel [slachtoffer 2] uit te schelden en/of kleinerend en/of denigrerend toe te spreken’ uit bestaan. De tenlastelegging is daarmee onvoldoende feitelijk en dit dient tot partiële nietigheid van de dagvaarding te leiden.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastelegging voldoende feitelijk en meent dat uit het dossier duidelijk kan worden opgemaakt waar het om gaat. Zij vindt de dagvaarding in haar geheel geldig.
3.1.3
De beoordeling van de rechtbank
Op grond van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering moet een dagvaarding een opgave inhouden van het feit dat ten laste wordt gelegd en moet die opgave voldoende feitelijk en duidelijk zijn. Of aan die eisen is voldaan, hangt af van de bewoordingen waarin de tenlastelegging is gesteld en het dossier waarop zij is gebaseerd.
De tenlastelegging ziet op de mishandeling van beide kinderen. Waar de verweten mishandeling uit zou hebben bestaan, is verfeitelijkt in negen respectievelijk acht gedachtestreepjes. Deze gedachtestreepjes hoeven vervolgens niet ook weer verfeitelijkt te worden. De tekst ‘uit te schelden en/of kleinerend en/of denigrerend toe te spreken’ van de feiten 1 en 2 is voldoende feitelijk en duidelijk om te begrijpen wat verdachte wordt verweten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gehele dagvaarding geldig is.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte allebei de kinderen stelselmatig fysiek heeft mishandeld en dat daarnaast ook sprake is van psychische mishandeling. Zij vordert partiële vrijspraak van het medeplegen en van de gedachtestreepjes ‘aan die [slachtoffer 1] / [slachtoffer 2] zijn/haar ledematen te trekken en/of te draaien’ en ‘met een balletjespistool, althans een dergelijk wapen, op het lichaam van die [slachtoffer 1] / [slachtoffer 2] te schieten’.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van de feiten 1 en 2, omdat de verklaringen van aangevers onbetrouwbaar zouden zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Betrouwbaarheid verklaringen aangevers
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangevers. Beide kinderen (hierna: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) hebben afzonderlijk van elkaar gedetailleerd verklaard over het geweld dat hun moeder in de afgelopen jaren tegen hen heeft gebruikt. Ondanks dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet op alle punten met elkaar overeenkomen, is dat op relevante onderdelen wel het geval. Bovendien vinden hun verklaringen steun in andere objectieve bewijsmiddelen. Zo heeft de GGD-arts een dag na het incident tussen moeder en [slachtoffer 1] bij [slachtoffer 1] halsletsel, passend bij druk op de hals, en letsel op zijn bovenbeen vanwege een scherp object geconstateerd. Ook is het letsel op het been van [slachtoffer 1] door de verbalisanten waargenomen. Daarnaast ondersteunen de Whatsappberichten uit de familie app het verhaal van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Bovendien bevestigt verdachte bij de politie dat bepaalde gedragingen hebben plaatsgevonden. Dit alles maakt dat de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrouwbaar acht en als uitgangspunt neemt.
Het verweer van de verdediging, dat de berichten in de familie app bij [slachtoffer 2] niet tot het bewijs kunnen dienen, omdat deze ná de ten laste gelegde periode zijn verstuurd, wordt door de rechtbank verworpen. De berichten ondersteunen namelijk de verklaring van [slachtoffer 2] voor wat betreft de bejegening door verdachte van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Er is geen enkele aanleiding om aan te nemen dat de toon van verdachte in de familie app voor de zich in het dossier bevindende gesprekken anders is geweest.
Gedragingen
Naar het oordeel van de rechtbank betekent het voorgaande dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de mishandelingen heeft begaan. Met de officier van justitie acht de rechtbank evenwel niet bewezen dat verdachte aan de ledematen van [slachtoffer 1] heeft getrokken en met een balletjespistool op hem heeft geschoten. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken. Ook acht de rechtbank niet bewezen dat [slachtoffer 2] ongewild een tatoeage moest laten zetten. Haar verklaring is daar onvoldoende duidelijk over. Voor wat betreft het onvoldoende geven van eten en drinken en het buiten laten slapen van [slachtoffer 1] overweegt de rechtbank dat die gedragingen onvoldoende steun vinden in ander objectief bewijs. De rechtbank zal verdachte ook daarvan vrijspreken.
Voor wat betreft het gedachtestreepje ‘die [slachtoffer 1] dan wel [slachtoffer 2] uit te schelden en/of kleinerend en/of denigrerend toe te spreken’ overweegt de rechtbank als volgt. Emotionele of psychische mishandeling van een kind kan onder omstandigheden worden aangemerkt als mishandeling in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De in het vierde lid van dat artikel genoemde gelijkstelling van mishandeling met benadeling van de gezondheid biedt namelijk aanknopingspunten voor strafbaarheid van niet alleen het veroorzaken van lichamelijke pijn, letsel of onlust met een fysieke component, maar ook voor psychische of emotionele mishandeling. Bij de vraag of hiervan sprake is, komt het aan op de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de gedragingen(en) van verdachte en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak het kleinerend, denigrerend toespreken en uitschelden is aan te merken aan als psychische mishandeling als bedoeld in artikel 300 lid 4 Sr. Uit de (vele) berichten die in de familieapp zijn gestuurd, blijkt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een lange periode zeer kleinerend en denigrerend door verdachte zijn toegesproken, en werden uitgescholden. De rechtbank gaat ervan uit dat deze wijze van bejegening van de kinderen heeft bijgedragen aan het ontstaan van emotionele en psychische schade. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat ook dit ten laste gelegde gedachtestreepje wettig en overtuigend kan worden bewezen en een strafbaar feit oplevert.
Medeplegen
Niet is komen vast te staan dat alle verweten gedragingen in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte zijn begaan, omdat verdachte en de medeverdachte niet bij alle incidenten samen aanwezig zijn geweest. De rechtbank is daarom van oordeel dat geen sprake is van medeplegen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 20 juni 2011 tot en met 20 juni 2023 in Nederland, haar kind, te weten [slachtoffer 1] , stelselmatig heeft mishandeld, door
- die [slachtoffer 1] in het gezicht en/of tegen het overige lichaam te slaan
en/ofstompen,
- met enig (hard) voorwerp tegen het lichaam te slaan,
- die [slachtoffer 1] bij de keel te pakken,
- een schroevendraaier in het been van die [slachtoffer 1] te steken,
- die [slachtoffer 1] uit te schelden en kleinerend en denigrerend toe te spreken;
2
in de periode van 8 maart 2012 tot en met 8 maart 2023 in Nederland, haar kind, te weten [slachtoffer 2] , stelselmatig heeft mishandeld, door
- die [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan
en/ofstompen,
- met enig (hard) voorwerp tegen het lichaam te slaan,
- aan die [slachtoffer 2] haar ledematen te draaien,
- die [slachtoffer 2] uit te schelden en kleinerend en denigrerend toe te spreken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt, gelet op de bepleite vrijspraak, primair geen straf aan verdachte op te leggen. Subsidiair wordt verzocht te volstaan met een werkstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft twee van haar kinderen gedurende een periode van twaalf jaar mishandeld. Zij heeft daarbij fysiek geweld gebruikt, zoals slaan in het gezicht, bij de keel pakken, met een schroevendraaier steken en aan de ledematen draaien. Ook werd er weleens een riem of ander hard voorwerp gebruikt om de kinderen mee te slaan. Daarnaast zijn de kinderen door verdachte uitgescholden en zijn zij denigrerend en kleinerend door verdachte toegesproken. Extra kwalijk is dat verdachte als moeder van de kinderen de mishandelingen heeft gepleegd en dat dit is gebeurd in de eigen woning, een plek bij uitstek waar kinderen zich veilig en geborgen moeten kunnen voelen. Verdachte heeft de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers ernstig geschonden. Uit de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] blijkt dat het handelen van verdachte een grote impact op hem heeft achtergelaten en professionele hulp lange tijd door verdachte werd gefrustreerd. Ook had hij letsel als gevolg van de mishandelingen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 december 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 13 januari 2025. Daarin komt naar voren dat er geen delictanalyse heeft kunnen plaatsvinden, omdat verdachte ontkent. Het blijft onduidelijk of de financiële problemen in het verleden en het psychosociaal functioneren van verdachte een rol hebben gespeeld ten tijde van het ten laste gelegde. Omdat de kinderen niet meer bij verdachte wonen, er geen contact met hen is en de school van de jongste dochter van verdachte een signaalfunctie heeft, ziet de reclassering geen aanleiding om een straf met bijzondere voorwaarden te adviseren.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS en op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Hoewel de ernst van de feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur rechtvaardigen, ziet de rechtbank aanleiding om van de eis van de officier van justitie af te wijken. De rechtbank betrekt daarbij dat zij minder gedragingen bewezen verklaart dan de officier van justitie, verdachte samen met haar partner nog een thuiswonend, minderjarig kind heeft waarvoor zij moet zorgen (waarbij niet is gebleken van tekortschietende zorg), tussen verdachte en de slachtoffers ruim anderhalf jaar geen contact is en de feiten inmiddels enige tijd geleden zijn gepleegd. Wel ziet de rechtbank aanleiding om een groot voorwaardelijk strafdeel op te leggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf voor de maximale duur passend en geboden.
Conclusie
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 178 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. Daarnaast legt de rechtbank op een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis.

7.De benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 1] voor feit 1. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie refereert zich voor wat betreft de hoogte van de immateriële schadevergoeding aan het oordeel van de rechtbank. Zij vraagt daarnaast de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit primair de vordering benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair wordt verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren omdat die onvoldoende is onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat zij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde vergoeding van immateriële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 3.000,-, gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Daarbij weegt voor de rechtbank mee dat verdachte degene is geweest die (naast het psychische letsel) het fysieke letsel bij de benadeelde partij heeft veroorzaakt. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, omdat verdere behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding geldig;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feiten 1 en 2: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen haar kind, meermalen gepleegd;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [slachtoffer 1] van
€ 3.000,-, bestaande uit aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 20 juni 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het
slachtoffer
[slachtoffer 1](feit 1), € 3.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
20 juni 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 40 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Marsé, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en
mr. V.M. Schotanus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.W. Schalk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 februari 2025.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1
zij in of omstreeks de periode van 20 juni 2011 tot en met 20 juni 2023 te [plaats] en/of elders in Nederland en/of in België
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
haar kind, althans een kind over wie zij het gezag uitoefent of een kind dat zij verzorgt of opvoedt als behorend tot haar gezin, althans een minderjarige, te weten [slachtoffer 1] ,
meermalen, althans eenmaal, stelselmatig heeft mishandeld, door
- die [slachtoffer 1] in het gezicht, althans tegen het hoofd en/of tegen het overige lichaam te slaan, stompen en/of schoppen,
- met enig (hard) voorwerp tegen het hoofd en/of het overige lichaam te slaan en/of stompen,
- die [slachtoffer 1] bij de keel te pakken en/of hierin gedurende enige tijd te knijpen,
- aan die [slachtoffer 1] zijn ledematen te trekken en/of te draaien,
- met een balletjespistool, althans een dergelijk wapen, op het lichaam van die [slachtoffer 1] te schieten,
- een schroevendraaier, althans een puntig voorwerp, in het been van die [slachtoffer 1] te steken,
- die [slachtoffer 1] uit te schelden en/of kleinerend en/of denigrerend toe te spreken,
- die [slachtoffer 1] onvoldoende eten en/of drinken te geven en/of
- die [slachtoffer 1] buiten te sluiten en/of in de buitenlucht te laten slapen, althans in de buitenlucht de nachtelijke uren heeft laten doorbrengen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht )
2
zij in of omstreeks de periode van 8 maart 2012 tot en met 8 maart 2023 te [plaats] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
haar kind, althans een kind over wie zij het gezag uitoefent of een kind dat zij verzorgt of opvoedt als behorend tot haar gezin, althans een minderjarige, te weten [slachtoffer 2] ,
meermalen, althans eenmaal, stelselmatig heeft mishandeld, door
- die [slachtoffer 2] in het gezicht, althans tegen het hoofd en/of tegen het overige lichaam te slaan, stompen en/of schoppen,
- met enig (hard) voorwerp tegen het hoofd en/of het overige lichaam te slaan en/of stompen,
- die [slachtoffer 2] bij de keel te pakken en/of hierin gedurende enige tijd te knijpen,
- aan die [slachtoffer 2] haar ledematen te trekken en/of te draaien,
- met een balletjespistool, althans een dergelijk wapen, op het lichaam van die [slachtoffer 2] te schieten,
- die [slachtoffer 2] uit te schelden en/of kleinerend en/of denigrerend toe te spreken,
- een (ongewilde) tatoeage op het lichaam van die [slachtoffer 2] te laten plaatsen, en/of
- die [slachtoffer 2] onvoldoende eten en/of drinken te geven;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )