ECLI:NL:RBZWB:2025:7001

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
24/5817
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat de staatssecretaris volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo). Eiser heeft dit verzoek ingediend op 27 mei 2024. Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk vereiste termijn van vier weken heeft beslist op het Woo-verzoek van eiser, dat uiterlijk op 24 juni 2024 had moeten worden afgehandeld. Eiser heeft de staatssecretaris op 6 augustus 2024 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris alsnog een besluit moet nemen en legt een beslistermijn van zes weken op, rekening houdend met de verklaring van de staatssecretaris over de vele Woo-verzoeken die hij heeft ontvangen.

Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De uitspraak concludeert dat het beroep gegrond is, de staatssecretaris de onder 4.1 genoemde termijn moet respecteren en het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en is openbaar gemaakt op 16 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5817

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser
en

de Staatssecretaris van Financiën, de staatssecretaris.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat de staatssecretaris volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo). Eiser heeft dit verzoek ingediend op 27 mei 2024.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Eiser heeft het Woo-verzoek ingediend op 27 mei 2024. De staatssecretaris moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag. [2] Dat staat in artikel 4.4, eerste lid van de Woo. De staatssecretaris had dus uiterlijk op 24 juni 2024 moeten beslissen. De termijn waarbinnen de staatssecretaris moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiser heeft de staatssecretaris op 6 augustus 2024 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan de staatssecretaris worden opgelegd?
4. Omdat de staatssecretaris nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de staatssecretaris dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen. De staatssecretaris heeft uitgelegd dat hij deze tijd nodig heeft vanwege de vele Woo-verzoeken die eiser heeft ingeidend. De rechtbank vindt dat een goede reden. De staatssecretaris moet daarom het besluit nemen binnen zes weken na het verzenden van de uitspraak.
Welke dwangsom wordt aan de staatssecretaris opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door de staatssecretaris. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt, de staatssecretaris de onder 4.1 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan de staatssecretaris de onder 5 genoemde dwangsom wordt opgelegd.
7. Omdat het beroep gegrond is moet de staatssecretaris het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die volgens de wet vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de staatssecretaris op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat de staatssecretaris aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,- ;
- bepaalt dat de staatssecretaris het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 16 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel artikel 4.4, eerste lid van de Wet open overheid