ECLI:NL:RBZWB:2025:7

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 januari 2025
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
12-700172-11
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor een jaar

Op 2 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1952, die momenteel verblijft in een forensische psychiatrische kliniek. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de tbs met twee jaar te verlengen, afgewezen en in plaats daarvan de tbs met verpleging van overheidswege met één jaar verlengd. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs eist, gezien het recidivegevaar dat nog steeds aanwezig is. De rechtbank heeft daarbij de adviezen van de tbs-instelling en externe gedragsdeskundigen in overweging genomen, die allen hebben geconcludeerd dat er sprake is van een gespecificeerde parafiele stoornis en een stoornis in alcoholgebruik, met een hoog recidiverisico bij beëindiging van de maatregel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering tijdig is ingediend en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vordering. De rechtbank heeft het primaire verzoek van de verdediging tot beëindiging van de tbs afgewezen, evenals het verzoek om betrokkene ter observatie naar het Pieter Baan Centrum te sturen. De rechtbank heeft echter wel rekening gehouden met de uitzichtloze situatie van betrokkene, die sinds april 2024 geen verloven meer heeft gehad, en heeft besloten de tbs-maatregel voor de duur van één jaar te verlengen. Dit biedt de mogelijkheid om de kwaliteit van leven van betrokkene te monitoren en de impasse te doorbreken. De rechtbank heeft benadrukt dat de verlenging van de maatregel niet betekent dat er over een jaar automatisch tot beëindiging zal worden besloten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 12-700172-11
beslissing van de meervoudige kamer van 2 januari 2025
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1952,
thans verblijvende in FPC [tbs-instelling 1] in [plaats] .

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie van 15 november 2024, die strekt tot verlenging
van de terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met 2 jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [betrokkene]
(hierna: betrokkene);
- het rapport van de [tbs-instelling 1] (hierna: de tbs-instelling) van 1 november
2024, waarin het advies van de tbs-instelling is vermeld;
- een advies van psychiater [naam 1] van 29 november 2024 en
- een advies van psycholoog [naam 2] van 24 november 2024.

2.De procesgang

Bij vonnis van de rechtbank Middelburg van 20 september 2012 is betrokkene, wegens
overtreding van de artikelen 239, 247, 248ter (oud), 248a (oud) en 248a van het Wetboek
van Strafrecht, veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf en tbs met verpleging van
overheidswege.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om misdrijven als bedoeld in artikel 38e, eerste
lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs is op 1 januari 2013 aangevangen en laatstelijk bij beslissing van 28 december 2022 verlengd voor de duur van twee jaar.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 19 december 2024 is
de officier van justitie mr. J.A. Castelein gehoord.
Tevens is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Wouters, advocaat te
Middelburg.
Verder is [naam 3] , gz-psycholoog en behandelaar van betrokkene, als deskundige gehoord.

3.Het advies van de tbs-instelling

De tbs-instelling heeft geadviseerd de tbs te verlengen met twee jaar.
De tbs-instelling heeft daartoe aangegeven dat bij betrokkene sprake is van een andere gespecificeerde parafiele stoornis, namelijk hebefilie en een stoornis in alcoholgebruik, thans in volledige langdurige remissie in een gereguleerde omgeving. De tbs-instelling ziet na meerdere pogingen geen mogelijkheden meer voor het vormgeven van verantwoorde resocialisatie. Betrokkene laat telkenmale onbetrouwbaar gedrag zien, waardoor uitbreiden van verdere vrijheden niet kan plaatsvinden. Dit betekent dat er geen uitstroommogelijkheden meer zijn voor betrokkene binnen de organisatie. Ingeschat wordt dat betrokkene een verblijfsplek nodig heeft binnen de forensische zorg, waarbij toezicht en controle nodig is met beperkte vrijheden. Ingeschat wordt dat beveiligingsniveau 4 (LFPZ) niet nodig is om de risico's te kunnen hanteren, maar dat er wel forensische scherpte moet zijn in het werken met betrokkene. Om die reden is hij aangemeld bij longcare van de [tbs-instelling 2] , die hem af hebben gewezen omdat daar niet het benodigde risicomanagement geboden kan worden. Omdat er naast de longcare van de [tbs-instelling 2] geen andere geschikte forensische verblijfsplekken gevonden zijn, is de tbs-instelling toch overgegaan tot een LFPZ-aanvraag. Deze wordt momenteel nog behandeld. De inschatting van de tbs-instelling is dat het risicomanagement blijvend extern vormgegeven moet worden en dat het recidiverisico niet verder zal verlagen. Bij het wegvallen van de tbs-maatregel wordt het risico op een terugval in seksuele delicten ingeschat als hoog. De tbs-instelling wenst ter overbrugging de komende periode in te zetten op de kwaliteit van leven. De intentie vanuit de tbs-instelling is, in het geval de risico’s het permitteren, een nieuwe aanvraag voor begeleid verlof te doen na afronding van de LFPZ-procedure.
Ter zitting heeft deskundige [naam 3] daaraan nog het volgende toegevoegd. De LFPZ-aanvraag is een noodoplossing. Gehoopt wordt dat dit de casus problematiseert en misschien de impasse doorbreekt. Er is geen plan B. Het verlof van betrokkene moest, gelet op de LFPZ-aanvraag, worden ingetrokken.

4.Het advies van de externe gedragsdeskundigen

Psychiater [naam 1] heeft in het rapport van 29 november 2024 geconcludeerd dat bij betrokkene sprake is van een andere gespecificeerde parafiele stoornis, hebefilie, en een stoornis in het gebruik van alcohol, inmiddels langdurig in remissie. Er is sprake van een ingeschat laag risico op recidive bij voortzetting van de maatregel. Bij beëindiging van de maatregel kan het recidiverisico oplopen naar hoog op de langere termijn. Gezien zijn leeftijd en de lange voorgeschiedenis is niet te verwachten dat betrokkene meer inzicht zal krijgen. Dit wijst op een 'no cure but control' situatie. Geadviseerd wordt de maatregel, met bevel tot verpleging, met twee jaar te verlengen. Er worden geen mogelijkheden gezien om binnen afzienbare tijd aan voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te denken. Er is sprake van een forse impasse betreffende het plaatsingsprobleem van betrokkene, waarbij feitelijk longcare verblijf en begeleiding voldoende is om het risicomanagement uit te voeren, maar de enige longcare kliniek die hiervoor geschikt is betrokkene heeft afgewezen. Een hoog beveiligingsniveau is niet noodzakelijk voor het risicomanagement. Het is dan ook oneigenlijk om de LFPZ-aanvraag te ondersteunen. Belangrijk is om enige kwaliteit van leven te bewerkstelligen en betrokkene enigszins perspectief te bieden.
Psycholoog [naam 2] heeft in het rapport van 24 november 2024 geconcludeerd dat sprake is van een parafiele stoornis, hebefilie, en een stoornis in het gebruik van alcohol, in de huidige omstandigheden al lange tijd in remissie. De kans op herhaling wordt binnen de huidige setting als laag ingeschat. Het recidiverisico zonder tbs-maatregel wordt als hoog ingeschat. Het is noodzakelijk dat er altijd enig forensisch toezichthoudend en controlerend kader aanwezig is. Betrokkene heeft laten zien onvoldoende betrouwbaar te zijn om toe te kunnen werken naar een resocialisatie. Echter, het recidiverisico kan binnen de huidige situatie (beveiligingsniveau 3) goed gemanaged worden, waardoor dit laag is. Ook binnen een longcare situatie op beveiligingsniveau 2-hoog, kunnen de risico’s naar inschatting gemanaged worden en zijn deze laag tot matig. De verwachting is dat binnen twee jaar niet dermate veel verandering in het gedrag van betrokkene is opgetreden dat de maatregel beëindigd kan worden. Geadviseerd wordt dan ook om de tbs-maatregel, met bevel tot verpleging, met twee jaar te verlengen. Betrokkene zit aan zijn behandelplafond. Begeleid verlof wordt verantwoord geacht en op termijn zouden onbegeleide verloven met zijn vrouw, onder een strak risicomanagement, ook mogelijk kunnen zijn. Het beveiligingsniveau 4 van de LFPZ wordt niet passend geacht. Dat de longcare van de [tbs-instelling 1] geen verblijfzorg biedt en de longcare van de [tbs-instelling 2] betrokkene heeft afgewezen, rechtvaardigt geenszins dat betrokkene dan op een hoger beveiligingsniveau geplaatst moet worden dan noodzakelijk is. In het geval van betrokkene zou plaatsing binnen de LFPZ afbreuk doen aan zijn kwaliteit van leven.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de tbs met twee jaar te verlengen gebleven.

6.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij graag terug wil naar zijn vrouw. Er wordt naar manieren gezocht om hem zo lang mogelijk vast te houden in het tbs-systeem. De mate van onbetrouwbaarheid die over hem wordt uitgesproken, is overtrokken.
De verdediging heeft betoogd dat de situatie van betrokkene uitzichtloos is geworden door de LFPZ-status. De kwaliteit van leven komt in het gedrang en betrokkene lijkt slachtoffer te worden van de impasse waarin de hulpverlening is beland. Het is de vraag welke vervolgstap gaat volgen. Die onzekerheid, alsmede het ontbreken van enig verlof vanaf april 2024, maakt de situatie ondraaglijk.
Primair standpunt is dat de tbs-maatregel moet worden beëindigd. Betrokkene dreigt naar een veel te zwaar regime te gaan, waar hij nauwelijks kwaliteit van leven heeft, terwijl niet (voldoende) onderbouwd is dat het delictsgedrag nog aan de orde is en het recidiverisico zonder tbs te hoog wordt gesteld. De maatregel is ook niet langer proportioneel.
Subsidiair verzoekt de verdediging te bepalen dat betrokkene ter observatie naar het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) zal gaan om te onderzoeken in hoeverre er concreet recidiverisico op het indexfeit bestaat.
Meer subsidiair wordt verzocht de maatregel voor een jaar te verlengen in plaats van twee jaar. In het licht van de proportionaliteit is het van belang dat de voortgang in het traject met regelmaat wordt getoetst en dat de tbs-instelling voortdurend blijft kijken naar geschikte alternatieven, zodat langs die weg perspectief kan worden geboden aan betrokkene en een signaal wordt gegeven richting de hulpverlening dat de impasse moet worden doorbroken.

7.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is bevoegd om van de vordering kennis te nemen, omdat zij in eerste aanleg
kennis heeft genomen van de misdrijven ter zake waarvan de tbs is gelast.
De vordering is tijdig, dat wil zeggen niet eerder dan twee maanden en niet later dan één
maand voor het tijdstip waarop de tbs door tijdsverloop zou eindigen, ingediend. De officier
van justitie is ontvankelijk in de vordering.
De tbs kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene
veiligheid van personen de verlenging van de tbs eist. Het recidivegevaar moet nog
aanwezig zijn en moet voortvloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige
ontwikkeling van de geestvermogens. Gelet op de adviezen van de tbs-instelling en de externe gedragsdeskundigen wordt nog steeds voldaan aan dit wettelijke criterium. Uit deze adviezen blijkt immers dat bij betrokkene sprake is van een andere gespecificeerde parafiele stoornis (hebefilie) en van een stoornis in alcoholgebruik die thans in de tbs-instelling in volledige remissie is. Het recidiverisico bij beëindiging van de maatregel wordt als hoog ingeschat.
De rechtbank is van oordeel dat met verlenging van de tbs met verpleging ook nog steeds wordt voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, gelet op de aard en ernst van de indexdelicten, de stoornissen en het daaruit voortvloeiende gevaar. Het primaire verzoek van de verdediging tot beëindiging van de tbs wijst de rechtbank dan ook af.
Ook het subsidiaire verzoek van de verdediging om betrokkene te laten observeren in het PBC wijst de rechtbank af. Uit de rapporten blijkt dat de deskundigen op één lijn zitten voor wat betreft diagnostiek en het gevaarsrisico. Door de deskundige is ter zitting toegelicht dat dit nu juist is wat het PBC onderzoekt en het PBC dat eveneens aan de hand van risicotaxatie-instrumenten doet, zoals dat ook door de tbs-instelling en externe gedragsdeskundigen is gedaan. Niet te verwachten valt dat daar een andere conclusie uit naar voren komt.
Meer subsidiair is door de verdediging verzocht de maatregel voor een jaar te verlengen in plaats van twee jaar. Ten aanzien van de duur van de verlenging geldt als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de maatregel met één jaar, de termijn moet worden verlengd met twee jaar. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een situatie, waarin aannemelijk is dat het einde van de tbs-maatregel in zicht is. Ook is geen sprake van een situatie waarin wordt gedraald door de tbs-instelling. De rechtbank heeft de indruk dat de tbs-instelling zich juist ten volle inzet voor betrokkene. Dat maakt dat in principe geen sprake is van een situatie waarin ruimte is voor verlenging van de tbs met één jaar.
Duidelijk is dat sprake is van een impasse. Er kan voor betrokkene geen geschikte forensische verblijfsplek worden gevonden. Daarom is een LFPZ-aanvraag gedaan, terwijl de inschatting is dat het daarbij behorende hoge beveiligingsniveau niet nodig is. Bovendien schatten beide externe gedragsdeskundigen in dat deze aanvraag geen kans van slagen heeft. Deze aanvraag heeft er bovendien toe geleid dat betrokkene sinds april 2024 geen verloven meer heeft, terwijl de verloven tot die tijd zonder bijzonderheden verliepen en zowel de tbs-instelling als de externe gedragsdeskundigen van oordeel zijn dat de verloven hervat dienen te worden. De uitzichtloze situatie die nu voor betrokkene is ontstaan, maakt dat de rechtbank toch reden ziet om, in het licht van de eis van proportionaliteit, de tbs-maatregel te verlengen voor de duur van één jaar. De rechtbank acht het van belang dat de situatie van betrokkene de komende periode wordt gemonitord en wil via deze weg proberen betrokkene te blijven motiveren en de impasse die is ontstaan, ook waar het de verloven van betrokkene betreft, te doorbreken. De rechtbank zal de tbs dan ook verlengen voor de duur van één jaar om volgend jaar opnieuw de kwaliteit van leven van betrokkene te kunnen toetsen. Zoals hiervoor overwegen, mag aan het feit dat de verlenging van de maatregel nu tot een jaar wordt beperkt, dus niet de verwachting worden ontleend dat over een jaar tot een voorwaardelijke beëindiging zal worden besloten.

8.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van betrokkene met één jaar;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.B. Scheltema Beduin, voorzitter, mr. H. Skalonjic en mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.E.A.M. van der Ven-van de Riet en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 januari 2025.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.