In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 februari 2025, wordt het beroep van Stichting de Viersprong beoordeeld. Eiseres heeft het UWV aangeklaagd omdat het niet tijdig heeft beslist op haar verzoek van 16 november 2023 om de arbeidsongeschiktheid opnieuw te beoordelen op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat het UWV niet binnen de wettelijk vereiste termijn van acht weken heeft beslist, aangezien de termijn op 12 januari 2024 verstreken was. Eiseres heeft het UWV op 29 oktober 2024 in gebreke gesteld, maar het UWV heeft nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een beslissing moet nemen, maar geeft het UWV in dit geval vier maanden de tijd om een zorgvuldige heroverweging te maken.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die in totaal € 453,50 bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.