ECLI:NL:RBZWB:2025:6972

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
02-121762-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor indringend schriftelijk seksueel benaderen van een minderjarige

Op 16 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 41-jarige verdachte, die als voetbaltrainer een 16-jarig meisje indringend schriftelijk seksueel heeft benaderd. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 oktober 2025, waarbij de officier van justitie, mr. J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en er is geen verweer gevoerd door de verdediging. De rechtbank oordeelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de bewijsstukken uit het dossier.

De rechtbank achtte het handelen van de verdachte bijzonder kwalijk, gezien de gezagsverhouding tussen hem en het slachtoffer. De verdachte heeft de psychische integriteit van het minderjarige slachtoffer aangetast door seksuele voorstellen te doen via WhatsApp, ondanks dat het slachtoffer signalen gaf dat zij niet op dergelijke communicatie zat te wachten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de impact van de media-aandacht op zijn leven en de gevolgen voor zijn gezin.

De rechtbank legde een taakstraf op van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 245 en 251 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. De verdachte is schuldig bevonden aan het indringend schriftelijk seksueel benaderen van een kind, wat schadelijk is te achten voor kinderen beneden de leeftijd van 16 jaren.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-121762-25
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 oktober 2025
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres] ,
raadsman mr. P. Ghasemi, advocaat te Eindhoven.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 oktober 2025, waarbij de officier van justitie mr. J. Verschuren en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte de 16-jarige [slachtoffer] indringend schriftelijk seksueel heeft benaderd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert geen verweer en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 21 oktober 2024, opgenomen op pagina 7 e.v. van het einddossier met nummer PL2000-2024287256 / PL21002024230475, onderzoek Pardelkat;
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 13 maart 2025 (met bijlage), opgenomen op p. 13 e.v. van het einddossier met nummer PL2000-2024287256 / PL21002024230475, onderzoek Pardelkat;
- een los geschrift, zijnde de geboorteakte van [slachtoffer] ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 14 april 2025, opgenomen op p. 89 e.v. van het einddossier met nummer PL2000-2024287256 / PL21002024230475, onderzoek Pardelkat.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 28 september 2024 tot en met 29 september 2024 te [plaats 1] een kind in de leeftijd van zestien tot achttien jaren onder de in artikel 245, eerste lid omschreven omstandigheden, te weten [slachtoffer] , indringend schriftelijk seksueel heeft benaderd op een wijze die schadelijk te achten was voor kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren, door
- berichten naar die [slachtoffer] te sturen waarin hij, verdachte, voorstelt die [slachtoffer] te zoenen bij zijn busje en vraagt: “Morgen busje dan proberen?” en
- berichten naar die [slachtoffer] te sturen waarin hij, verdachte, aangeeft dat hij met zijn hand in zijn broek zat en dat hij zich aan het aftrekken was en klaargekomen was en aan die [slachtoffer] vroeg of ze wilde videobellen zodat ze mee kon kijken en
- berichten naar die [slachtoffer] te sturen waarin hij, verdachte, voorstelt ontuchtige handelingen bij die [slachtoffer] te verrichten en die [slachtoffer] te vragen ontuchtige handelingen bij zichzelf en bij hem te verrichten.
De rechtbank stelt vast dat de ‘in artikel 245 eerste lid, omschreven omstandigheden’ in de tenlastelegging niet zijn verfeitelijkt. Door de officier van justitie is tijdens de zitting toegelicht dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 245, eerste lid, aanhef en onder a van het Wetboek van Strafrecht nu [slachtoffer] aan de zorg van verdachte, in zijn hoedanigheid als voetbaltrainer, was toevertrouwd. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte in samenhang met het dossier is naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk en begrijpelijk dat sprake is van een ‘anderszins aan de zorg van diegene toevertrouwd kind’, zoals bedoeld in sub a van voornoemd artikel.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging benadrukt dat verdachte ervan is doordrongen dat hij verkeerd heeft gehandeld, maar niet bewust misbruik heeft gemaakt van zijn positie. Zo heeft hij haar bijvoorbeeld niet ‘de sterren van de hemel’ beloofd in ruil voor iets anders of opdat zij ontvankelijk zou zijn voor seksuele toenadering. Ook verzoekt de verdediging om rekening te houden met de enorme gevolgen voor verdachte en zijn gezin die met name de media-aandacht voor deze zaak al heeft veroorzaakt. De verdediging verzoekt aan verdachte op te leggen een taakstraf van 60 uren.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van het feit
Verdachte heeft als 41-jarige voetbaltrainer een aanvankelijk gangbaar Whatsappgesprek met een 16-jarig meisje dat bij hem trainde een indringende seksuele lading gegeven. Die gezagsverhouding, terwijl verdachte wist van de leeftijd van het slachtoffer, maakt het handelen van verdachte bijzonder kwalijk. Het slachtoffer heeft bovendien veel (impliciete, maar voor eenieder wel kenbare) signalen gegeven dat zij niet op een dergelijk gesprek zat te wachten. Toch heeft dat verdachte er niet van weerhouden om het gesprek te vervolgen en zelfs verdergaande seksueel getinte berichten te sturen en seksuele voorstellen te doen.
Hiermee heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de psychische integriteit van het minderjarige slachtoffer. De rechtbank rekent het verdachte ook aan dat hij zich hiervan bewust is geweest en tóch het gesprek als zodanig heeft voortgezet. Verdachte heeft immers al vroeg in het gesprek uitdrukkelijk en bij herhaling gecheckt of de chat wel was afgeschermd en er niemand mee zou lezen of het gesprek zou opslaan. Ook aan het einde van het gesprek heeft verdachte aan het slachtoffer verzocht om het gesprek te verwijderen.
Dit soort feiten brengt minderjarigen, die nog aan het begin van hun seksuele ontwikkeling staan, schade toe. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij zich heeft laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens, zijn eigen behoeften vooropgesteld heeft en daarbij volledig voorbij is gegaan aan de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Dit roept ook in de samenleving verontwaardiging en afschuw op.
De persoonlijke omstandigheden
De rechtbank stelt vast dat verdachte geen strafblad heeft. Verdachte is schuldbewust, heeft direct een bekennende verklaring afgelegd en ook voor het overige verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Verder houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden die uit de verklaring(en) van verdachte, uit het reclasseringsrapport en tijdens de terechtzitting naar voren zijn gekomen. In het bijzonder houdt de rechtbank daarbij rekening met het feit dat het leven van verdachte ten tijde van het begaan van het tenlastegelegde feit stabiel was, maar dat met name de media-aandacht rond de zaak een grote en negatieve impact op zijn leven heeft gehad. Meer nog dan bij de gemiddelde ander zonder naamsbekendheid het geval zou zijn geweest. Zo stelt verdachte dat hij (en ook zijn partner) van zowel bekenden als onbekenden per telefoon en via sociale media zeer negatieve, soms zelfs bedreigende berichten heeft ontvangen. Verder is verdachte op staande voet ontslagen en lukt het hem niet om opnieuw aan werk te komen, zelfs niet buiten de branche waarin hij altijd actief is geweest. Dit alles trekt al geruime tijd een zware wissel op zijn relatie en gezinsleven, wat ook zijn weerslag heeft op de gesteldheid van verdachte zelf en die van zijn directe omgeving.
De op te leggen straf
Gezien de ernst van het gepleegde feit en de gevolgen die dit voor alle betrokkenen heeft gehad, volgt de rechtbank zowel de officier van justitie als de verdediging in het oordeel dat een taakstraf passend is. In aanvulling daarop acht de rechtbank een stok achter de deur nodig, om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw de fout in gaat. Daarom is de rechtbank van mening dat een gedeelte van die taakstraf voorwaardelijk moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat aan verdachte een taakstraf wordt opgelegd van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 245 en 251 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
een kind in de leeftijd van 16 tot 18 jaar indringend schriftelijk seksueel benaderen op een wijze die schadelijk is te achten voor een kind beneden de leeftijd van 16 jaren;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K.J. van der Wal, voorzitter,
en mrs. D.H. Hamburger en S. Speekenbrink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.E. van Wijk, griffier,
en is uitgesproken ter de openbare zitting op 16 oktober 2025.
Bijlage I: De tenlastelegging
dat hij in of omstreeks de periode van 28 september 2024 tot en met 29 september 2024 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, een kind in de leeftijd van zestien tot achttien jaren onder de in artikel 245 eerste lid, omschreven omstandigheden en/of een persoon die zich als zodanig voordeed, te weten [slachtoffer] indringend mondeling en/of schriftelijk seksueel heeft benaderd op een wijze die schadelijk te achten was voor kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren, door
- berichten naar die [slachtoffer] te sturen waarin hij, verdachte, voorstelt die [slachtoffer] te zoenen bij zijn busje en/of vraagt: “Morgen busje dan proberen?” en/of
- berichten naar die [slachtoffer] te sturen waarin hij, verdachte, aangeeft dat hij met zijn hand in zijn broek zat en dat hij zich aan het aftrekken was en klaargekomen was en aan die [slachtoffer] vroeg of ze wilde videobellen zodat ze mee kon kijken en/of
- berichten naar die [slachtoffer] te sturen waarin hij, verdachte, voorstelt ontuchtige handelingen bij die [slachtoffer] te verrichten en/of die [slachtoffer] te vragen ontuchtige handelingen bij zichzelf en/of bij hem te verrichten;
(Artikel art 251 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 245 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 251 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)