ECLI:NL:RBZWB:2025:6937

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
25/1850
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 oktober 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De belanghebbende had op 25 februari 2025 een bezwaarschrift ingediend tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2016. De inspecteur had dit bezwaarschrift echter als beroepschrift doorgestuurd naar de rechtbank, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De rechtbank oordeelt dat het beroep te laat is ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt en deze termijn op 6 mei 2019 eindigde. Het beroepschrift werd pas op 25 februari 2025 ontvangen door de inspecteur en op 1 april 2025 door de rechtbank, wat betekent dat het niet tijdig was ingediend.

De rechtbank overweegt of de termijnoverschrijding verontschuldigbaar is. De belanghebbende voert aan dat hij door ziekte niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de omstandigheden van de belanghebbende, concludeert zij dat een termijnoverschrijding van bijna zes jaar niet verschoonbaar is. De rechtbank stelt dat het de verantwoordelijkheid van de belanghebbende was om, eventueel met hulp van derden, zijn beroep tijdig in te dienen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 25/1850

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [woonplaats] , belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 25 maart 2019. Belanghebbende heeft op 25 februari 2025 digitaal een bezwaarschrift ingediend bij de inspecteur tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2016 met [aanslagnummer] . De inspecteur heeft de brief aangemerkt als reactie op de uitspraak op een eerder ingediend bezwaar en het stuk als beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank, omdat de rechtbank bevoegd is het beroepschrift te behandelen.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending.
Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3]
3.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [4]
Is het beroep te laat ingediend?
4. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 25 maart 2019 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 6 mei 2019.
4.1.
Het beroepschrift is op 25 februari 2025 bij de inspecteur ontvangen. De inspecteur heeft het beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank. De rechtbank heeft het beroepschrift op 1 april 2025 ontvangen. Uitgaande van de eerste datum, de dag waarop de belastingdienst het beroepschrift heeft ontvangen, is het beroepschrift niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Belanghebbende heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Belanghebbende voert aan dat hij als gevolg van ziekte niet in staat was tijdig een beroepschrift in te dienen. De rechtbank heeft begrip voor de moeilijke omstandigheden die belanghebbende heeft doorgemaakt en begrijpt dat het een lastige tijd is geweest. Een termijnoverschrijding van bijna zes jaar is echter ook een aanzienlijke periode. Wat belanghebbende aanvoert leidt er naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat de termijnoverschrijding niet aan belanghebbende is toe te rekenen. Het had op zijn weg gelegen om op een eerder moment, eventueel met behulp van een derde, zijn beroep op de juiste manier kenbaar te maken. De aangevoerde omstandigheid leidt naar het oordeel van de rechtbank dus niet tot de conclusie dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van D. Weijtens, griffier, op 15 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.