ECLI:NL:RBZWB:2025:690

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
C/02/431107 / FA RK 25-362
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Roose
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting inbewaringstelling op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 januari 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren in 1934. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft de situatie van de betrokkene die verblijft in een zorginstelling. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat, en familieleden zijn gehoord. De burgemeester van Veere had op 23 januari 2025 de last tot inbewaringstelling afgegeven, en de rechtbank heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene. Dit nadeel is gerelateerd aan zijn verwarde toestand, cognitieve achteruitgang, en het risico op lichamelijk letsel en verwaarlozing. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen, en heeft de machtiging verleend voor een periode van zes weken. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat een rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/431107 / FA RK 25-362
Datum uitspraak: 27 januari 2025
Beschikking voortzetting inbewaringstelling
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1934 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [plaats] ,
advocaat mr. M.W. Dieleman te Middelburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 24 januari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 januari 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw [naam 1] , verpleegkundig specialist, behandelaar;
  • mevrouw [naam 2] , echtgenote;
  • de heer [naam 3] , zoon;
  • mevrouw [naam 4] , dochter.

2.Wat vaststaat

2.1.
Betrokkene verblijft met last tot inbewaringstelling in [accommodatie] . De burgemeester van Veere heeft de last tot inbewaringstelling op 23 januari 2025 afgegeven.

3.Het verzoek

3.1.
Het CIZ verzoekt de rechtbank een machtiging tot voorzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene vertelt dat hij nog werk genoeg heeft. Hij kan daarom niet hele dagen in de instelling blijven.
4.2.
De echtgenoot van betrokkene geeft aan dat het nodig is dat betrokkene in de zorginstelling blijft, aangezien het thuis niet meer gaat. Betrokkene zwerft ’s nachts regelmatig over straat. Het is heel verdrietig, maar de echtgenote houdt het niet langer meer vol. Zij heeft geen tijd meer voor zichzelf en betrokkene herkende haar dit weekend niet meer. Het speelt als een half jaar dat hij de weg niet meer weet. Betrokkene heeft bovendien veel hulp nodig rondom toiletbezoeken.
4.3.
De zoon van betrokkene stelt dat betrokkene niet langer thuis kan blijven wonen. Betrokkene kent zijn zoon en dochter niet meer bij naam. De zoon heeft angst voor wat er gebeurt als zijn moeder een keer niet wakker wordt wanneer betrokkene ’s nachts gaat zwerven over straat. Er zijn voorzorgsmaatregelen genomen om het zwerven tegen te gaan, maar betrokkene verzet dan alles en trekt alles scheef. Betrokkene staat soms ook ineens bovenaan de trap, terwijl hij al tijden de trap niet meer op mag.
4.4.
De behandelaar van betrokkene vertelt dat betrokkene het prima vindt om in de zorginstelling te zijn, maar dat hij daar tegelijkertijd niet wil blijven. Dat is omdat betrokkene denkt daar te zijn om te werken. Hij loopt ook naar buiten, maar omdat dat een gesloten tuin is kan dat geen kwaad. Betrokkene is naar het toilet van een ander geweest en daar moest vervolgens worden schoongemaakt. De behandelaar denkt dat betrokkene niet zelfstandig kan functioneren en dat dat zelfs met behulp van een mantelzorger niet gaat lukken.
4.5.
De advocaat van betrokkene geeft aan dat een langer verblijf van betrokkene in de zorginstelling erg belangrijk is. Dat is ook voor de familie prettig. Dat zij geen zorgen hebben, maar wel met elkaar in contact kunnen blijven. De mate van verzet van betrokkene is volgens de advocaat op dit moment niet zo belangrijk. Er moet worden voorkomen dat zorgverleners handelingsverlegen raken en men moet doen wat het beste is. Een voorzetting van de inbewaringstelling is dan fijn.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van zes weken. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
5.3.
Bij betrokkene is er sinds enkele jaren sprake van achteruitgang van het cognitief functioneren. Na een epileptisch insult is een toename van de cognitieve klachten gezien. Betrokkene is nu erg verward en heeft veel begeleiding nodig. Hij loopt ’s nachts over straat in verwarde toestand. Hierin valt betrokkene niet te instrueren. Betrokkene is tevens incontinent en is agressief geweest naar zijn echtgenote. De echtgenote verleent manetelzorg en is overbelast geraakt. Zij en de kinderen hebben aangegeven dat het in de thuissituatie niet langer vol te houden is.
5.4.
Vermoed wordt dat het ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychogeriatrische aandoening. Er is een sterk vermoeden van dementieproblematiek.
5.5.
Het ernstig nadeel is zodanig onmiddellijk dreigend dat een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht.
5.6.
Voortzetting van de inbewaringstelling is noodzakelijk en geschikt om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Betrokkene verzet zich hiertegen.
5.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Door de huisarts is psychofarmaca ingezet, maar dit heeft geen effect gehad. Betrokkene laat geen aanvullende zorg toe en door zijn vergevorderde (vermoedelijk) dementiële beeld zijn andere ambulante afwendmogelijkheden niet doelmatig

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1934 in [geboorteplaats] ;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
10 maart 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2025 door mr. Roose, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier, en op schrift gesteld op 10 februari 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.