In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 januari 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren in 1934. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft de situatie van de betrokkene die verblijft in een zorginstelling. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat, en familieleden zijn gehoord. De burgemeester van Veere had op 23 januari 2025 de last tot inbewaringstelling afgegeven, en de rechtbank heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene. Dit nadeel is gerelateerd aan zijn verwarde toestand, cognitieve achteruitgang, en het risico op lichamelijk letsel en verwaarlozing. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen, en heeft de machtiging verleend voor een periode van zes weken. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat een rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beschikking.