In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 januari 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een minderjarige, aangeduid als [betrokkene]. De rechtbank heeft de machtiging verleend op verzoek van de officier van justitie, die aangaf dat [betrokkene] zich onveilig voelt in haar thuissituatie en suïcidale gedachten heeft. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de ouders van [betrokkene] en haar behandelaars, zijn gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor [betrokkene], waaronder levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel. De psychiater heeft aangegeven dat [betrokkene] al geruime tijd onder behandeling is en dat haar situatie zorgwekkend is, vooral gezien het feit dat zij geen veiligheidsafspraken meer kon maken. De ouders van [betrokkene] hebben hun twijfels geuit over de noodzaak van de opname, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat de crisismaatregel noodzakelijk is om de veiligheid van [betrokkene] te waarborgen.
De kinderrechter heeft de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend voor de duur van drie weken, met de mogelijkheid tot opname in een accommodatie en beperking van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft benadrukt dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de verplichte zorg evenredig en effectief is. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.