ECLI:NL:RBZWB:2025:6882
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 9 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 4.093 opgelegd voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm), welke door belanghebbende als te hoog werd betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslag inderdaad te hoog was en heeft deze verminderd tot € 3.988. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding van € 2.500 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van twee jaar met ongeveer 26 maanden is overschreden, wat heeft geleid tot de toekenning van de schadevergoeding. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar van de inspecteur vernietigd en de inspecteur veroordeeld tot het betalen van de schadevergoeding en de proceskosten aan belanghebbende. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 3.108, die door de inspecteur moet worden betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.