In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 januari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1982. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, omdat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar. De betrokkene verblijft met een crisismaatregel bij een accommodatie, nadat de burgemeester van Goes deze maatregel op 23 januari 2025 had genomen. Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond met gesloten deuren, zijn de betrokkene en haar behandelend psycholoog gehoord. De behandelaar gaf aan dat de betrokkene suïcidale gedachten had en dat de crisismaatregel noodzakelijk was om haar veiligheid te waarborgen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zich in een ernstige crisissituatie bevindt, waarbij de kans op suïcide reëel is. De rechtbank heeft de gevraagde machtiging verleend en de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie, medische controles, beperking van de bewegingsvrijheid, en opname in een accommodatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de verplichte zorg evenredig en effectief is. De machtiging geldt tot en met 17 februari 2025. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Roose, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier.