In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 8 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had eerder een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende, die op 5 september 2023 een auto had geparkeerd zonder parkeerbelasting te betalen. De naheffingsaanslag van € 54,77 werd door de heffingsambtenaar vernietigd, maar belanghebbende had hieromtrent geen kennis genomen, wat leidde tot het indienen van beroep. De rechtbank constateert dat er een inconsistentie was tussen het dictum en de motivering van de uitspraak op bezwaar, maar oordeelt dat dit niet voldoende is voor een gegrond beroep. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar wel veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan belanghebbende. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, maar dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 moet vergoeden. De rechtbank betreurt de lange duur van de procedure, die meer dan 24 maanden heeft geduurd, maar oordeelt dat de overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot een financiële vergoeding.