In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 januari 2025 een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden aan betrokkene, geboren in 1988. De rechtbank heeft deze beslissing genomen op verzoek van de officier van justitie, na een mondelinge behandeling waarbij betrokkene en haar advocaat aanwezig waren. Betrokkene verblijft op dat moment bij GGZ WNB en heeft eerder een crisismaatregel gehad die tot 7 januari 2025 gold. De rechtbank heeft verschillende stukken in haar beoordeling meegenomen, waaronder het verzoekschrift en de medische verklaringen.
Tijdens de behandeling heeft betrokkene aangegeven dat ze het ermee eens is dat ze hulp nodig heeft, maar dat ze dit bij voorkeur op vrijwillige basis wil. De behandelende psychologen en verpleegkundigen hebben echter aangegeven dat een vrijwillige behandeling niet haalbaar is, gezien de ernst van haar psychische toestand en het risico op gevaarlijke situaties in haar thuissituatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder schizofreniespectrumstoornissen en verslavingsstoornissen, en dat deze stoornissen ernstig nadeel veroorzaken, zoals lichamelijk letsel en psychische schade.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is om de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en om haar veiligheid en die van haar omgeving te waarborgen. De rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend, waarbij verschillende vormen van verplichte zorg zijn toegewezen, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft benadrukt dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde effect zouden hebben. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.