4.3.2.De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Wettelijk kader
Van schuldaanranding als bedoeld in artikel 240 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is sprake wanneer degene die met een persoon seksuele handelingen verricht, ernstige reden heeft om te vermoeden dat bij die ander daartoe de wil ontbreekt. De pleger is zich daarbij ondanks duidelijk waarneembare signalen niet bewust geweest van het ontbreken van de wil bij de ander of heeft die mogelijkheid wel onder ogen gezien, maar het vervolgens niet of onvoldoende geverifieerd.
In geval van opzetaanranding als bedoeld in artikel 241 Sr weet de pleger dat bij die andere persoon de wil daartoe ontbreekt. Die wetenschap kan worden afgeleid uit het gedrag van de ander, die duidelijk verbaal kenbaar maakt dat de wil ontbreekt of dat aangeeft met uiterlijk waarneembare lichaamstaal die duidt op niet meedoen met het seksuele contact of wachten tot het voorbij is. Te denken valt aan een fysieke bevriezingsreactie, het dichthouden van de mond of het wegdraaien van het hoofd of lichaam. Wanneer kan worden vastgesteld dat degene die het seksuele contact aangaat hieraan geen enkele boodschap heeft of wezenlijk onverschillig tegenover deze negatieve of passieve opstelling van de ander staat, zal sprake zijn van opzetaanranding.
In beide varianten van aanranding betreft het op seksuele beleving gerichte aanrakingen van lichaamsdelen, onder of over de kleding, waarbij te denken valt aan lichaamsdelen als borsten, billen en geslachtsdelen.
Onder het ontbreken van de wil valt meer dan seksueel contact tegen de wil. Het omvat naast situaties waarin expliciet is gemaakt dat de ander niet wil, ook situaties waarin duidelijk waarneembare indicaties aanwezig zijn voor de afwezigheid van enige vrije positieve wilsuiting bij de ander. Ook bij die ander moet hetzij mondeling, hetzij door een duidelijke responsieve houding blijken van een positieve wilsuiting ter zake. Van een ontbrekende wil is in elk geval sprake als de ander psychisch of fysiek niet in staat is tot wilsuiting, waaronder het in een roes verkeren als gevolg van het gebruik van alcohol en/of drugs. Elk onvermogen tot een vrije positieve wilsuiting bij de ander vereist dat wordt afgezien van seksueel contact. Worden waargenomen signalen dat de ander niet volledig een wil kan bepalen met betrekking tot het seksuele contact eenvoudigweg genegeerd, dan is sprake van opzetaanranding.
Zelfs wanneer het seksuele contact zich aanvankelijk vrijwillig zou hebben ontwikkeld, maar er vervolgens een door de pleger waargenomen passieve opstelling van de ander volgt, zou de pleger bij die ander (opnieuw) moeten verifiëren of diegene het seksueel contact wel wil voorzetten. Blijft een duidelijke positieve wilsuiting bij de ander uit, dan moet ook dan (alsnog) worden afgezien van seksueel contact.
Vaststelling van de feiten
Verdachte en aangeefster hebben beiden afzonderlijk in de avond van 6 augustus 2024 [evenement] in [locatie] te [plaats] bezocht. Verdachte en aangeefster kenden elkaar niet en zijn die avond niet samen opgetrokken. Beiden hebben die avond meerdere alcoholische dranken genuttigd. Op de terugweg vanuit de binnenstad kwam verdachte rond 01:30 uur in de [straat 1] aangeefster tegen, die op weg naar haar verderop gestalde fiets was om naar huis te gaan. Verdachte heeft aangeefster aangesproken en liep naar haar toe. Vervolgens is er een gesprek ontstaan en hebben er seksuele handelingen plaatsgevonden, waarover de verklaringen van aangeefster en verdachte deels uiteenlopen. Een deel van de handelingen heeft plaatsgehad in de [straat 1] en na ruim een half uur zijn verdachte en aangeefster via het [straat 2] naar [locatie] gegaan. Over wat daar is gebeurd, verklaren zij ook ieder anders.
Verklaring aangeefster
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte direct handtastelijk werd. Verdachte heeft haar vastgepakt en heeft geprobeerd om haar te zoenen. Zij heeft meermaals gezegd dat ze dat niet wilde en dat ze naar huis wilde. Hij zoende haar in eerste instantie op haar mond, maar later ook op andere plekken. Hij deed dat met zijn mond open en met zijn tong. Zij hield haar kaken stijf op elkaar, zodat hij niet in haar mond kon. Verdachte heeft haar ‘afgelebberd’ en zij heeft in geen geval meegewerkt. Hij drong zich heel erg op en hield haar stevig vast, zodat ze tegen hem aan stond. Daarbij voelde zij de (stijve) penis van verdachte door hun beider kleding heen. Hij heeft toen ook herhaaldelijk aan haar borsten, billen en voorkant gezeten. Ook heeft verdachte meer dan eens haar tas afgepakt en op de grond gezet. Aangeefster kon nog wel lopen, maar langzaam. Vaak als zij weg wilde lopen, hield verdachte haar vast. Zelfs als ze daadwerkelijk wegliep, kwam hij achter haar aan en pakte haar dan opnieuw vast. Bij de rechter-commissaris verklaart aangeefster dat op de beelden duidelijk iemand te zien is die weg wil op het moment dat zij beiden richting het park lopen. Aangeefster heeft vaak gezegd en duidelijk laten blijken dat ze het niet wilde.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij bij de ontmoeting met aangeefster in de [straat 1] een praatje met haar heeft gemaakt en heeft voorgesteld om samen nog ‘iets leuks’ te gaan doen, bijvoorbeeld de stad in. Hij kende haar niet. Hij had niet echt een bedoeling met het aanspreken, maar als hij op stap is en heeft gedronken, is hij vrolijk en spreekt hij mensen aan. Hij vond aangeefster leuk, was aan het sjansen en wilde aandacht van haar. Verdachte merkte aan haar manier van lopen en praten dat aangeefster gedronken had; ze liep een beetje zwieberend en haar manier van praten was slomer en onduidelijker. Ze was wankel en had ondersteuning nodig bij het lopen. Haar adem stonk naar alcohol en haar ogen rolden. Hij achtte haar niet in staat om nog te fietsen en heeft aangeboden om haar naar een taxi te brengen. Het heeft even geduurd tot de eerste kus. Ze kwamen dichter bij elkaar, hij had haar vast en heeft toen een kus gegeven. Het was geen tongzoenen. De eerste keer was aangeefster terughoudend, ze stond er niet direct voor open. Ze liet dan zien dat ze liever niet lastiggevallen werd, maar liep op momenten wel met verdachte mee. Die terughoudendheid bemerkte verdachte wel, maar hij had niet de indruk dat ze er niet van gediend was of het absoluut niet wilde. Ze leek juist wel te genieten van de aandacht die hij haar gaf en het niet erg te vinden. Ze bleef immers tegen hem aan staan en ze bleven elkaar vasthouden. Verderop in de [straat 1] hebben ze weer even gezoend. Toen was aangeefster wel wat ‘losser’ en meegaand. Het was nog steeds geen tongzoenen, alleen kussen. Verdachte heeft aangeefster op enig moment naar zich toegetrokken, vastgepakt om haar middel en met zijn handen aan haar billen gezeten. Hij heeft geen onbeleefde of onvriendelijke dingen tegen haar gezegd. Hij heeft haar niet vastgehouden in de zin dat ze niet weg kon. Ze kon in feite elk moment weg en is ook meerdere malen weggelopen. Hij liep dan achter haar aan, omdat hij graag iets leuks met haar wilde gaan doen en haar beter wilde leren kennen. Verdachte had de indruk dat aangeefster wel wilde blijven, maar dat ze twijfelde. Het zou wel kunnen dat hij heeft geprobeerd om haar over te halen. Hij wilde gewoon meer tijd met haar doorbrengen en het leuk met haar hebben. Tot slot heeft verdachte de tas van aangeefster niet afgepakt, alleen van haar overgenomen en naast hen op de grond neergezet. Dat deed hij, omdat hij haar handen wilde vasthouden, met de vingers in elkaar, maar zij haar tas in haar hand had. Toen ze naar het park liepen, liepen ze een deel van de weg hand in hand en trok aangeefster hem ook wel mee richting het park. Gedurende de tijd die ze samen hebben doorgebracht, zijn er tientallen mensen (vlak) langs hen gelopen. Als aangeefster niet wilde dan had ze die kunnen benaderen. Er is zelfs tweemaal een politieauto door de [straat 1] gereden terwijl zij daar stonden. Eenmaal in het park hebben ze opnieuw gezoend en heeft aangeefster bij hem op schoot gezeten. Verdachte kan zich voorstellen dat hij toen ook haar billen vast had. Geconfronteerd met de beelden, verklaart verdachte bij de politie dat hij er nu wel een ander gevoel bij heeft en zich voor kan stellen dat aangeefster zich niet prettig heeft gevoeld. Ze was inderdaad wel terughoudend en liet dan zien dat ze liever niet werd lastiggevallen.
Camerabeelden [straat 1]
Op de camerabeelden van de [straat 1] is te zien dat verdachte en aangeefster elkaar tegemoet lopen en dat verdachte aangeefster aanspreekt en naar haar toeloopt. Verdachte en aangeefster zijn aanvankelijk pratend te zien. Er komen regelmatig voetgangers en fietsers aan hen voorbij, soms zelfs op slechts een meter afstand. Ook rijdt er inderdaad tweemaal een politieauto door de straat. Aangeefster is onvast ter been en heeft soms moeite om haar evenwicht te bewaren. Binnen vijf minuten steekt verdachte zijn hand uit naar aangeefster en nog geen minuut later heeft hij zijn arm om haar nek. Tot vier keer toe neemt verdachte de tas van aangeefster van haar over en zet deze op de grond. Even zo vaak pakt aangeefster haar tas weer op. Verdachte pakt aangeefster veelvuldig bij haar handen, om haar middel en om haar nek. Hij drukt en houdt haar tegen zich aan en betast onder meer meerdere keren haar billen. Aangeefster heeft haar armen daarbij doorgaans naast haar lichaam of voor zich, tussen beiden in. Ze maakt veelvuldig aanstalten om weg te lopen, waarbij verdachte haar vasthoudt. Meermaals loopt aangeefster daadwerkelijk weg, maar telkens loopt verdachte achter haar aan. Hij trekt haar ook naar zich toe. Aangeefster hangt op enig moment ver achterover, weg van het bovenlichaam van verdachte. Ook draait ze weg.
Camerabeelden [straat 2] / ingang park
Op de camerabeelden van het [straat 2] is te zien dat verdachte bij herhaling de hand van aangeefster vasthoudt, ook als zij verder loopt. Hij loopt telkens achter haar aan en slaat dan een arm om haar nek of pakt haar vast. Verdachte pakt aangeefster meermaals om haar middel, terwijl zij van hem vandaan loopt of probeert te lopen. Er passeren ook hier enkele voetgangers. Aangeefster heeft haar armen vaak voor of naast haar lichaam. Uiteindelijk volgt verdachte aangeefster ook als zij van hem vandaan loopt, van het pad af, over het gras verder het park in. Hij pakt haar ook daar weer beet en slaat met enige vaart een arm om haar nek.
Betrouwbaarheid en steunbewijs
Aangeefster heeft op essentiële punten consistent en gedetailleerd verklaard over de nacht van het incident. Weliswaar heeft aangeefster (met name in een later stadium van het onderzoek) verklaard zich sommige details en soms zelfs dingen in het geheel niet meer te kunnen herinneren, maar bij het informatieve gesprek zeden en de aangifte heeft zij aanvankelijk in grote lijnen eenzelfde verklaring afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster bovendien op belangrijke onderdelen wordt ondersteund door de verklaring van verdachte zelf en/of door de camerabeelden. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster in zoverre dan ook betrouwbaar en zal deze, voor zover de verklaring wordt ondersteund, dan ook voor het bewijs gebruiken.
Conclusie
Uit geen van de zichtbare gedragingen van aangeefster blijkt dat ze verdachte graag wilde vasthouden of met hem wilde zoenen. Integendeel, niet voor niets pakt zij tot viermaal toe haar tas terug op. Ook zou zij niet van verdachte afbuigen, wegdraaien of weglopen of daartoe een poging doen, als zij bij hem zou willen blijven. Er is niet gebleken van enige toenadering van aangeefster richting verdachte. Andersom is verdachte zeer intensief en volhardend geweest in zijn handelen en zijn pogingen om aangeefster bij of zelfs tegen hem aan te houden. Hij liet aangeefster gedurende meer dan een half uur geen moment met rust. Dat er ondertussen veel personen voorbij zijn gekomen, betekent niet zonder meer dat aangeefster gemakkelijk heeft kunnen vertrekken of om hulp heeft kunnen vragen. Juist kan de openbaarheid voor een slachtoffer een (extra) reden zijn om te blokkeren. Aangeefster had aardig wat alcohol gedronken en was, zoals ook verdachte aangeeft, onder invloed. Wanneer haar verklaringen naast de beelden worden gelegd is duidelijk dat zij stukken van wat is gebeurd niet heeft meegekregen of geregistreerd.
De rechtbank is op basis van alle feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte seksuele handelingen heeft verricht met aangeefster, terwijl hij wist dat bij haar daartoe de wil ontbrak. De uiterlijk waarneembare lichaamstaal die duidt op niet meedoen met het seksuele contact of wachten tot het voorbij is – de eerdergenoemde fysieke bevriezingsreactie, het dichthouden van de mond of het wegdraaien van het hoofd of lichaam – heeft zich in dit geval geopenbaard. Verdachte heeft verklaard die signalen gedeeltelijk te hebben opgemerkt en er voor het overige geen plausibele verklaring over gegeven. Daarmee kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte aan de negatieve of passieve opstelling van aangeefster geen boodschap heeft gehad en daar wezenlijk onverschillig tegenover heeft gestaan, zodat sprake is van opzetaanranding. Het feit dat aangeefster die nacht merkbaar (te) veel alcohol had gedronken, doet daaraan niet af. Juist zou de kennelijke staat van aangeefster verdachte van zijn handelwijze hebben moeten weerhouden.