ECLI:NL:RBZWB:2025:6822

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
C/02/439377 / FA RK 25-4472
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake wijziging gezag en zorgregeling voor minderjarige na scheiding van ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 oktober 2025 een tussenbeschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezag en de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige]. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. Q. van Mossevelde, verzoekt om het eenhoofdig gezag over de minderjarige toe te kennen, terwijl de man, vertegenwoordigd door mr. E.A.G. van Acker, zijn rol als ouder wil herpakken. De ouders zijn gescheiden sinds 6 februari 2019 en hebben samen het gezag over [minderjarige], die bij de vrouw woont. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling niet wordt nageleefd en dat het contact tussen de man en de minderjarige is verwaterd. De rechtbank heeft besloten dat er een (jeugd)hulpverleningstraject moet worden ingezet om de communicatie tussen de ouders te verbeteren en om de minderjarige te ondersteunen. De ouders hebben ingestemd met deze verwijzing naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland. De rechtbank heeft de beslissing op de verzoeken van de vrouw aangehouden tot 7 juli 2026, om de voortgang van het hulpverleningstraject te kunnen beoordelen. De rechtbank benadrukt het belang van het betrekken van de minderjarige in het proces en het waarborgen van zijn stem in de zorgregeling.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/439377 / FA RK 25-4472
datum uitspraak: 9 oktober 2025
tussenbeschikking betreffende wijziging gezag en zorgregeling
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1],
advocaat: mr. Q. van Mossevelde te Terneuzen.
tegen
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 2],
advocaat: mr. E.A.G. van Acker te Sint Jansteen.
over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2013, hierna: [minderjarige].
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 29 augustus 2025 ontvangen verzoekschrift van de vrouw met bijlagen;
- het op 7 oktober 2025 ontvangen aanvullend verzoekschrift ten aanzien van de zorgregeling van de vrouw.
1.2
Het verzoek is in het kader van het gesprek naar aanleiding van de informele rechtsingang van [minderjarige] bekend onder zaaknummer C/02/436452 / FA RK 25-2999 op 11 september 2025 besproken. Daarbij waren aanwezig partijen met hun advocaten en een vertegenwoordigster namens de Raad.

2.De feiten

2.1
De man en de vrouw zijn gehuwd geweest. Uit dit huwelijk is [minderjarige] geboren. Op 6
februari 2019 is het huwelijk ontbonden.
2.2
De vrouw en de man hebben samen het gezag over [minderjarige].
2.3
[minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
2.4
In het ouderschapsplan van 29 oktober 2018 zijn de ouders in het kader van de
zorgregeling overeengekomen dat de man gedurende een weekend in de twee weken contact met [minderjarige] zal hebben, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
de vrouw op grond van artikel 1:251a lid 1 BW te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige].
3.2
De vrouw heeft haar verzoek per bericht van 7 oktober 2025 aangevuld en verzoekt, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het tussen partijen gesloten ouderschapsplan en de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 24 januari 2019 voor zover die zien op de zorgregeling tussen de man en de minderjarige [minderjarige] te wijzigen en te bepalen dat er op geleide van [minderjarige] contact met de man zal plaatsvinden in ieder geval bestaande uit telefonisch contact tussen de man en [minderjarige].

4.De beoordeling

4.1
Door en namens de man is tijdens het gesprek in het kader van de informele rechtsingang benoemd dat hij [minderjarige] al een lange tijd niet heeft gezien. De zorgregeling is na de scheiding vastgesteld en vanaf het begin niet consequent nagekomen. [minderjarige] kwam steeds minder vaak en het contact met [minderjarige] is geleidelijk verwaterd, vooral nadat IPT was gestopt. Ten aanzien van het incident met de trouwkaart, erkent de man dat hij niet goed heeft gehandeld door [minderjarige] geen uitnodiging te sturen. De man zou graag weer contact met [minderjarige] willen en is bereid om zich daarvoor in te zetten. Hij wil een rol in het leven van [minderjarige] spelen. Verder heeft hij geen goed contact met de vrouw over [minderjarige]. De man kan zich vinden in een verwijzing naar het Uniform Hulpaanbod en vindt het belangrijk dat [minderjarige] daarin ook wordt meegenomen.
4.2
Door en namens de vrouw is tijdens het gesprek in het kader van de informele rechtsingang aangegeven dat zij het jammer vindt dat [minderjarige] en de man geen contact hebben. De vrouw zou willen dat zij weer contact met elkaar hebben. De man is geen slechte man en [minderjarige] is altijd dol op hem geweest. De vrouw benoemt dat de man bepaalde dingen verkeerd heeft ingeschat als het gaat om [minderjarige]. Zeker gelet op het feit dat [minderjarige] zwart-wit denkt en er mogelijk sprake is van kindeigenproblematiek. [minderjarige] wacht op erkenning van de man dat hij een fout heeft gemaakt en verwacht dat dit komt op initiatief vanuit de man zelf. Hij is erg teleurgesteld en gekwetst door de man en heeft er daarom voor gekozen om geen contact meer met de man te willen. Ook de vrouw zelf heeft geen goed contact met de man. Zij denkt dat het goed zou zijn als er voor de ouders een regeling/afspraak komt over hoe zij met elkaar over [minderjarige] communiceren. De vrouw staat achter een verwijzing naar het Uniform Hulpaanbod en vindt het ook van groot belang dat [minderjarige] hierin wordt meegenomen en dat hij zich gehoord voelt. De advocaat van de vrouw benoemt tot slot nog dat zij het verzoek zal aanvullen met een verzoek betreffende de zorgregeling. Het aanvullend verzoekschrift ten aanzien van de zorgregeling is op 7 oktober 2025 door de vrouw bij de rechtbank ingediend.
4.3
De Raad vindt de inzet van een hulpverleningstraject binnen het Uniform Hulpaanbod passend, zodat de man en de vrouw als ouders leren communiceren en afspraken met elkaar gaan maken. Het is belangrijk dat de ouders de regie gaan terugpakken, nu het erop lijkt dat de regie op dit moment (deels) bij [minderjarige] ligt als het gaat om het contact met de man. Die rol hoort niet bij [minderjarige] te liggen en hij is daarin ook teleurgesteld. Gebleken is verder dat de huidige zorgregeling voor nu niet haalbaar is. [minderjarige] heeft duidelijkheid en structuur nodig en het lijkt erop dat hij wacht op initiatief vanuit de man en verlangt naar erkenning over bijvoorbeeld het incident van de trouwkaart. Mogelijk dat er dan al meer ruimte bij [minderjarige] ontstaat voor contactherstel met de man.
4.4
Tijdens het gesprek in het kader van de informele rechtsingang is het onderhavige verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag besproken. Beide partijen hebben, alhoewel zij voor een mondelinge behandeling ten aanzien van dit verzoek nog niet waren opgeroepen, ingestemd met bespreking van dit verzoek tijdens voornoemd gesprek. Tijdens het gesprek is de visie van de ouders naar voren gekomen over de situatie en de problematiek die er speelt en die ook door [minderjarige] in het kader van de informele rechtsingang is aangekaart. Daaruit is gebleken dat het contact tussen zowel [minderjarige] en de man en het contact tussen de ouders onderling in de afgelopen jaren is verwaterd. Bij [minderjarige] is er mogelijk sprake van kindeigenproblematiek en er is lange tijd hulpverlening betrokken geweest, waaronder [hulpverlening]. [minderjarige] voelt zich in de steek gelaten door de man. De man erkent dat hij fouten heeft gemaakt en beide ouders willen dat de situatie verandert. Het is de rechtbank gebleken dat het de ouders niet lukt om samen de problemen tussen hen op te lossen en op een constructieve wijze met elkaar te communiceren, samen te werken en afspraken (over [minderjarige]) te maken. Dit ondanks het feit dat beide ouders graag zouden zien dat het contact tussen [minderjarige] en de man en de ouders onderling wordt hersteld. De rechtbank vindt het, net als de Raad, daarom nodig dat voor deze ouders en hun minderjarig kind een passend (jeugd)hulpverleningstraject bij een zorgaanbieder wordt ingezet. Ouders hebben ermee ingestemd dat de rechtbank hen en hun minderjarig kind voor (jeugd)hulpverlening verwijst naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland. De verwijzing heeft op 15 september 2025 plaatsgevonden met het verzenden van het verwijzingsformulier naar het loket. Deze beschikking geldt als bevestiging dat de ouders met de doorverwijzing en de voorwaarden daarvan hebben ingestemd. De rechtbank vindt het verder – met de ouders en de Raad – belangrijk dat [minderjarige] ook in het proces van het (jeugd)hulpverleningstraject wordt meegenomen, dat er naar [minderjarige] en zijn wensen wordt geluisterd en dat er een kindbehartiger voor hem komt.
4.5
Met de inzet van het (jeugd)hulptraject gaan de ouders, zo is met hen afgesproken, in ieder geval werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor het kind;
- het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund.
4.6
Gebleken is dat ouders daarnaast ook op andere onderdelen hulp en ondersteuning nodig hebben. Daarom heeft de rechter na overleg met de ouders besloten dat zij samen met een zorgaanbieder ook gaan werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de (gezagdragende) ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van het kind; (keuze: lichte interventie);
- het kind en de (gezagdragende) ouders hebben onbelast contact met elkaar.
De resultaten heeft de rechtbank ook vastgelegd in een resultatenlijst. Deze lijst is bij deze beschikking gevoegd (bijlage 1).
4.7
Na afloop van het (jeugd)hulpverleningstraject maakt de zorgaanbieder een rapportage op over het verloop en het resultaat van het traject. Deze rapportage wordt als bijlage bij het door de gemeente/toegang op te maken rapport gevoegd. De rechtbank verzoekt het loket om de volledige UHA rapportage uiterlijk op na te noemen pro forma datum, of zoveel eerder als mogelijk is, bij de rechtbank in te dienen.
4.8
Als de hulp heeft geleid tot een positief resultaat, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid zich binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage uit te laten of een mondelinge behandeling nodig is. De advocaten maken in hun reactie kenbaar wat het resultaat van de hulpverlening betekent voor het verzoek met betrekking tot het kind.
4.9
Als de hulp niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt de rechtbank het loket de volledige UHA rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad. De Raad toetst en beoordeelt dan of een onderzoek of interventie zal worden verricht. De Raad informeert de rechtbank binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage of er aanleiding is een onderzoek of interventie te starten.
4.1
Wanneer de Raad geen aanleiding ziet voor een onderzoek of interventie, maar op grond van de UHA rapportage direct een advies kan geven, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid zich over dit advies, alsmede over het verdere procesverloop uit te laten.
4.11
Wanneer de Raad een onderzoek wel noodzakelijk vindt, dan verzoekt de rechtbank de Raad dit onderzoek te verrichten en daarover bij de rechtbank een rapport en advies in te dienen ter beantwoording van de volgende vraag:
- Bestaat er, bij instandhouding van het gezamenlijk gezag van beide ouders, een onaanvaardbaar risico dat de minderjarige klem of verloren zal raken tussen de ouders en is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of is het anderszins in het belang van de minderjarige te achten om af te wijken van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen?
- In hoeverre komt een wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
4.12
Deze beschikking is een verzoek aan de Raad om dit onderzoek te verrichten, indien het traject niet is gestart of niet positief wordt afgesloten én de Raad dat onderzoek noodzakelijk acht.
4.13
Na een onderzoek of interventie van de Raad stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid op de rapportage van de Raad te reageren en zich uit te laten over het verdere procesverloop.
4.14
De ouders zijn verder door de rechtbank geïnformeerd over de privacy aspecten van de doorverwijzing (bijlage 2). Zij hebben met het delen van de privacy gegevens en de voorwaarden waaronder de verwijzing plaatsvindt ingestemd.
4.15
Omdat ouders en hun kind in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan het (jeugd)hulpverleningstraject beslist de rechtbank nu niet op het verzoek van de vrouw, maar houdt zij de beslissing daarover voor de duur van negen maanden aan tot
7 juli 2026 pro forma. Op verzoek van het loket en/of de gemeente/toegang kan de rechtbank deze termijn verlengen. Dit verzoek moet gemotiveerd worden gedaan. Als de verlenging wordt toegestaan dan geeft de rechtbank een nieuwe pro forma datum door.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
verwijst ouders en hun minderjarig kind voor een (jeugd)hulptraject ten behoeve van de hierboven genoemde resultaten naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland. Het loket zal ouders en kind vervolgens via de toegang van de woonplaatsgemeente van de minderjarige verwijzen naar de zorgaanbieder;
5.2
verzoekt het loket om uiterlijk
7 juli 2026 pro forma, of zoveel eerder als mogelijk is, de UHA rapportage over het verloop en de resultaten van het (jeugd)hulpverleningstraject bij de griffie van de rechtbank in te dienen;
5.3
verzoekt het loket, wanneer het traject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, de UHA rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad;
5.4
verzoekt de Raad binnen veertien dagen na binnenkomst van de UHA rapportage de rechtbank te informeren of hij aanleiding ziet een onderzoek of interventie te starten;
5.5
verzoekt de Raad, regio Zeeland, locatie Middelburg wanneer het (jeugd)hulptraject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, dan wel als de Raad daartoe zelf aanleiding ziet, een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in r.o. 4.11 vermelde vraag en daarover te rapporteren en te adviseren;
5.5
verzoekt de Raad zijn rapport en advies binnen vier maanden nadat de Raad de rechtbank heeft laten weten dat een onderzoek of interventie zal worden verricht bij de rechtbank in te dienen;
5.6
houdt de beslissing op de verzoeken van de vrouw aan tot 7 juli 2026 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2025 in tegenwoordigheid van mr. Vork, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.