ECLI:NL:RBZWB:2025:6818

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
C/02/439094 / KG ZA 25-435
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • B. Benjaddi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitsluitend gebruik van de gezamenlijke woning en termijn voor verlaten woning in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 25 september 2025 een vonnis in kort geding uitgesproken. De zaak betreft een vordering van de man, die bij uitsluiting gerechtigd wilde zijn tot het gebruik van de gezamenlijke woning, en de vrouw, die in reconventie vorderde dat de man de woning moest verlaten. De partijen, die een relatie hebben gehad en samen twee minderjarige kinderen hebben, wonen nog samen in de woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen, gezien de spanningen tussen de partijen en de impact op de kinderen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw een groter belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de woning, mede omdat zij de zorg voor de kinderen heeft. De man is veroordeeld om de woning binnen zes weken te verlaten, om de continuïteit van de zorgregeling voor de kinderen te waarborgen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/439094 / KG ZA 25-435
vonnis in kort geding van 25 september 2025
in de zaak van
[de man],
wonende in [woonplaats] ,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. R. Holland,
tegen
[de vrouw],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. A.M.C.J. Dekkers-de Jong.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de op 2 september 2025 uitgebrachte dagvaarding met producties 1 tot en met 6 van de man;
- de op 8 september 2025 ingediende conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 en 2 van de vrouw.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 9 september 2025. Bij die gelegenheid zijn partijen verschenen. Zij werden bijgestaan door hun advocaat.
1.3. Gelet op de nauwe samenhang van deze procedure met het verzoek onder zaaknummer C/02/428094 / FA RK 24-5003 zijn deze procedures tijdens de mondelinge behandeling samen behandeld. In dat verband was ook bij de mondelinge behandeling aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda (hierna: de Raad). In de zaak met zaaknummer C/02/428094 / FA RK 24-5003 is bij afzonderlijke beslissing beslist.
1.4. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Zoals blijkt uit de stellingen en ingediende stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- zij hebben een relatie met elkaar gehad. Deze relatie is geëindigd in april 2025;
- tijdens de relatie zijn de volgende, nu nog minderjarige kinderen geboren:
1. [minderjarige 1] , geboren in [geboorteplaats 1] , [land] , op
[geboortedag 1] 2017, en
2. [minderjarige 2] , geboren in [geboorteplaats 2] , [land] , op [geboortedag 2] 2013;
- de vrouw heeft de Poolse nationaliteit en de man heeft de Britse nationaliteit;
- zij zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan [adres] in [woonplaats] ;
- partijen wonen op dit moment nog samen met de kinderen in de woning en hebben de zorg voor de kinderen verdeeld;
- d.

3.De vorderingen

3.1.
De man vordert in conventie, na vermindering van zijn eis op de mondelinge
behandeling, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat hij bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de gezamenlijke woning aan [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning);
II. de vrouw te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het te wijzen vonnis, dan wel een in goede justitie te bepalen termijn, de woning te verlaten en niet meer te betreden, op verbeurte van een dwangsom van € 500,= per dag voor iedere dag dat zij nalaat om aan deze veroordeling te voldoen;
III. oplegging van een ordemaatregel over de zorgregeling, in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure daarover, indien van toepassing;
IV. compensatie van de proceskosten.
3.2.
De vrouw vordert in reconventie om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. te bepalen dat zij bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de woning;
b. te bepalen dat de man de woning moet verlaten binnen twee weken na afgifte van het te wijzen vonnis.

4.De beoordeling

4.1.
Vanwege de nationaliteit van partijen heeft de zaak internationaal privaatrechtelijke aspecten. De rechtbank heeft die ambtshalve beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat haar rechtsmacht toekomt en dat zij naar Nederlands recht dient te beslissen op de verzoeken.
4.2.
In deze procedure gaat het om in kort geding gevorderde voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter moet per vordering beoordelen of partijen een spoedeisend belang hebben bij de vordering, in die zin dat van partijen niet kan worden verlangd dat zij een bodemprocedure afwachten.
4.3.
Partijen hebben over en weer vorderingen ingesteld die met elkaar verband houden en zich lenen voor een gezamenlijke behandeling.
Uitsluitend gebruik van de woning
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat partijen een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen om het uitsluitend gebruik van de woning te krijgen. Partijen zijn het er over eens dat de situatie waarin zij samen in de woning blijven, zorgt voor de nodige spanningen en confrontaties waarvan ook de kinderen getuige zijn. Ook op de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter gezien dat de verstandhouding tussen partijen is verbitterd en verhard.
4.5.
De wet biedt op zichzelf geen wettelijke grondslag aan informele samenwoners, zoals partijen, om ontruiming van één van de samenwoners te vorderen en het uitsluitend gebruik toegewezen te krijgen. Bij het einde van een relatie kunnen zij wel een voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter vorderen. De voorzieningenrechter moet op basis van een belangenafweging beoordelen welke partij in het kader van deze procedure het meest belang heeft bij een voortgezet verblijf in de woning. In deze belangenafweging betrekt de voorzieningenrechter het volgende.
4.6.
Partijen zijn het er over eens dat de kinderen in ieder geval in de woning moeten blijven. Voor de kinderen is hun vertrouwde wereld al aan het veranderen, doordat hun ouders uit elkaar gaan. Het is in het belang van de kinderen om zoveel als mogelijk is in hun vertrouwde omgeving te kunnen blijven. Bij beschikking van 25 september 2025 in de procedure over het hoofdverblijf van de kinderen en de zorgregeling, bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/428094 / FA RK 24-5003 heeft de rechtbank de volgende zorgregeling bepaald:
- de kinderen verblijven de ene week van maandag tot en met donderdag 19.00 uur (na het avondeten) bij de vrouw;
- daarna verblijven de kinderen van donderdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur (na het avondeten) bij de man;
- in de andere week verblijven de kinderen van zondag 19.00 uur tot en met donderdag 19.00 uur (na het avondeten) bij de vrouw;
- en daarna verblijven de kinderen van donderdag 19.00 uur tot zondagochtend 10.00 uur bij de man en loopt de regeling weer door.
4.7.
Beide partijen hebben aangegeven dat zij geen sociaal netwerk hebben waarbij zij kunnen verblijven, hooguit voor enkele dagen. Zij hebben dit over en weer ook niet betwist. De voorzieningenrechter gaat er dan ook van uit dat geen van partijen eenvoudig een alternatieve verblijfplaats kan regelen, waardoor de op de mondelinge behandeling besproken mogelijkheid van ‘birdnesting’ ook geen oplossing biedt.
4.8.
Verder is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat de man over de financiële middelen beschikt om vervangende woonruimte te kunnen betalen. Dit geldt niet voor de vrouw. Bovendien is het voor hen allebei niet mogelijk om naast de financiële verplichtingen voor de gezamenlijke woning ook nog de (volledige) lasten voor andere woonruimte te kunnen betalen.
4.9.
Alles tegen elkaar afwegend komt de voorzieningenrechtbank tot het oordeel dat het belang van de vrouw bij het uitsluitend gebruik van de woning groter is dan dat van de man. Zoals overwogen staat het belang van de kinderen om in hun vertrouwde omgeving te kunnen verblijven voorop.
Op basis van de vastgestelde zorgregeling heeft de vrouw een wat groter aandeel in de zorg. Daarnaast is de man, anders dan de vrouw, financieel in staat om vervangende woonruimte (in de particuliere sector) te vinden. De voorzieningenrechter geeft de advocaten van partijen wel uitdrukkelijk in overweging om over de betaling van de lasten verbonden aan de gezamenlijke woning afspraken te maken, gelet op de financiële situatie van beide partijen en om verdere procedures te voorkomen.
4.10.
De vrouw vordert dat de man wordt veroordeeld om de woning binnen twee weken na afgifte van het vonnis te verlaten. De voorzieningenrechter vindt het belangrijk dat de zorgregeling, zoals bepaald in de procedure met zaaknummer C/02/428094 / FA RK 24-5003, kan worden uitgevoerd. De kans is groot dat dit in gevaar komt als de man geen vervangende woonruimte heeft om de kinderen te ontvangen. Het is onduidelijk of het de man lukt om binnen twee weken vervangende woonruimte te vinden die ook geschikt is om de kinderen te ontvangen. Partijen waren tijdens de mondelinge behandeling niet bereid om onderling tot afspraken te komen en hebben geen andersluidende vorderingen ingediend. Hiermee nemen zij het risico dat de continuïteit van het contact tussen een van de ouders en de kinderen in gevaar komt bij toewijzing van de vordering van een van partijen ten aanzien van het uitsluitend gebruik van de woning en de termijn waarbinnen de andere ouder de woning dient te verlaten. Dit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in het belang van de kinderen. Om de continuïteit enigszins te waarborgen, acht de voorzieningenrechter het redelijk om te bepalen dat de man binnen een termijn van zes weken de woning moet verlaten. Op deze manier wordt de man langer de tijd geboden om op zoek te gaan naar vervangende woonruimte. Mocht dit onverhoopt niet lukken, dan is het aan partijen om (samen met hun advocaten) in overleg te gaan over hoe dan invulling moet worden gegeven aan de zorgregeling.
4.11.
In haar beoordeling heeft de voorzieningenrechter niet betrokken het debat over al dan niet gemaakte afspraken tussen partijen. Vast staat dat partijen overleg hebben gehad over de woning en de daaraan verbonden lasten, maar zij verschillen van mening of daadwerkelijk afspraken hierover zijn gemaakt. Voor de beoordeling hiervan is nader diepgravend onderzoek nodig, maar deze procedure biedt daarvoor geen ruimte.
Zorgregeling
4.12.
Zoals overwogen is in de procedure met zaaknummer C/02/428094 / FA RK 24-5003 een definitieve zorgregeling bepaald, waardoor de man geen belang meer heeft bij zijn vordering onder III. Deze vordering wijst de voorzieningenrechter dan ook af.
Proceskosten
4.13.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd. Dit houdt in dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van de man af.
in reconventie
5.2.
bepaalt dat de vrouw met ingang van zes weken na de datum van dit vonnis met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de woning aan [adres] in [woonplaats] ;
5.3.
bepaalt dat de man binnen zes weken na de datum van dit vonnis de woning dient te verlaten en niet meer te betreden zonder uitdrukkelijke toestemming van de vrouw;
in conventie en reconventie
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Benjaddi, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2025 in tegenwoordigheid van de griffier, mr. Hurkmans.