Op 9 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een taxichauffeur die beschuldigd werd van het vervoeren van bijna 3 kilogram heroïne. De verdachte, geboren in 1975, werd bijgestaan door raadsman mr. R.E. Drenth. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 25 september 2025, waarbij de officier van justitie, mr. F. van Peski, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte had op 20 november 2024 een auto bestuurd die door de politie was staande gehouden. In de kofferbak van de auto werden in een tas 6 blokken heroïne aangetroffen, met een totaal gewicht van 2966,69 gram. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de heroïne, omdat hij de tas had vastgehad en gevoeld dat er meerdere pakketten in zaten. De rechtbank achtte het door de verdachte geschetste scenario, dat hij niet wist dat er heroïne in de tas zat, onaannemelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heroïne had vervoerd en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werden de tassen waarin de heroïne was vervoerd verbeurd verklaard, maar de auto van de verdachte werd hem teruggegeven, gezien de disproportionaliteit van de verbeurdverklaring. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en zijn rol als kostwinner.