In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 7 oktober 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda beoordeeld. De heffingsambtenaar had een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan de belanghebbende, die deze aanslag betwistte. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is en dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd, maar tot een te hoog bedrag. De rechtbank concludeert dat de kosten van de naheffingsaanslag te hoog zijn vastgesteld en vermindert deze tot € 54,25. Tevens wordt de uitspraak op bezwaar vernietigd en moet de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende vergoeden. De rechtbank stelt dat de heffingsambtenaar een bedrag van € 1.230,50 aan proceskosten moet betalen aan de belanghebbende, omdat het bestreden besluit wordt herroepen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.