ECLI:NL:RBZWB:2025:6773

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
11482051 OV VERZ 25-134 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de kantonrechter in bestuursrechtelijke verzoeken

In deze zaak heeft de verzoeker de kantonrechter gevraagd om een bestuursorgaan op te dragen op een specifieke manier te handelen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat hij niet bevoegd is om dit verzoek te behandelen. De verzoeker is niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken. De zaak betreft een verzoekschrift dat op 18 februari 2025 is ingediend, waarin de verzoeker vijf primaire doelen heeft geformuleerd, waaronder het in behandeling nemen van ingebrekestellingen en het volledig uitvoeren van een eerdere uitspraak op bezwaar. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de doelen die betrekking hebben op de ingebrekestellingen en de brieven van het bestuursorgaan voorgelegd moeten worden aan de bestuurs-/belastingrechter. De verzoeker heeft benadrukt dat hij de rechtbank te Den Haag had gevraagd zijn verzoekschrift door te sturen naar de bevoegde rechtbank, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de civiele rechter niet bevoegd is om de verzoeken te behandelen. De verzoeker is in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van het Ministerie en de Belastingdienst op nihil zijn begroot. De beschikking is gegeven op 15 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 11482051 OV VERZ 25-134
beschikking d.d. 15 augustus 2025
inzake
[verzoeker],
kantoorhoudende te [plaats] aan het [adres],
verzoekende partij,
procederend in persoon,
tegen:

1.Ministerie van Financiën,

kantoorhoudende te Den Haag,
2. Belastingdienst,
kantoorhoudende te Eindhoven,
verwerende partijen,
nog niet verschenen.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als ‘[verzoeker]’, ‘het Ministerie’ en ‘de Belastingdienst’.

1. Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
  • de tussenbeschikking in onderstaande zaak van 5 februari 2025 met het daarin genoemde processtuk;
  • het op 18 februari 2025 ter griffie ontvangen aanvullende verzoekschrift met producties.

2.De verdere beoordeling

2.1
In voornoemde beschikking heeft de kantonrechter [verzoeker] opgedragen zijn verzoekschrift aan te vullen en toe te lichten op grond waarvan de kantonrechter bevoegd is zijn verzoeken te behandelen.
2.2
[verzoeker] heeft op 18 februari 2025 een aanvullend verzoekschrift ingediend, waarin hij aangeeft dat zijn verzoek vijf primaire doelen heeft:
a. het in behandeling nemen van de ingebrekestellingen;
b. de maximale dwangsommen te verbeuren;
c. het volledig in uitvoering brengen van de uitspraak op bezwaar van 28 september 2018 betreffende de omzetbelasting;
d. de brieven van het bestuursorgaan van 23 oktober 2024 en 15 november 2023 aan te merken als besluiten, waartegen bezwaar en beroep open staat;
e. het bezwaarschrift betreffende de omzetbelasting 2017 hetzelfde te behandelen als de bezwaarschriften betreffende de omzetbelastingen 2016 en 2018 conform de Wet gelijke behandeling.
Hij benadrukt dat hij de rechtbank te Den Haag had gevraagd zijn verzoekschrift door te sturen naar de bevoegde rechtbank, zodat hem niet kan worden verweten dat het verzoekschrift naar de onderhavige rechtbank is toegestuurd. Ook benadrukt hij dat geen sprake is van vorderingen.
2.3
De kantonrechter overweegt dat de doelen onder a., b. en d. dienen te worden voorgelegd aan de bestuurs-/belastingrechter van deze rechtbank. Zij zal ervoor zorgdragen dat de stukken intern worden doorgestuurd, zodat, voor zover de verzoeken daarop zien, de zaak verder kan worden behandeld.
2.4
De doelen onder c. en e. kunnen mogelijk onder de bevoegdheid van de civiele rechter vallen voor zover het zou gaan om vorderingen tot verklaren voor recht of vorderingen uit hoofde van onrechtmatige daad. [verzoeker] heeft in zijn aanvullend verzoekschrift verduidelijkt dat het daar niet om gaat. Hij heeft alleen verzocht het bestuursorgaan/de bestuursorganen op te dragen (anders) te handelen. Hiertoe is de civiele rechter niet bevoegd, zodat [verzoeker] niet-ontvankelijk is in zijn verzoeken, voor zover zij zien op deze doelen.
2.5
[verzoeker] is de in het ongelijk gestelde partij, zodat hij wordt veroordeeld in de proceskosten. Aan de zijde van het Ministerie en de Belastingdienst worden deze begroot op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart [verzoeker] niet-niet ontvankelijk in zijn verzoeken, voor zover deze kunnen worden voorgelegd aan de civiele rechter;
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, aan de zijde van het Ministerie en de Belastingdienst begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. Eijssen-Vruwink en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2025.