ECLI:NL:RBZWB:2025:674

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
RK 24-024810
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klaagschrift inzake beslag op voertuig op grond van artikel 552a Sv

Op 28 januari 2025 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, uitspraak gedaan in een zaak waarin klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. L.M.J. de Ruiter, een klaagschrift had ingediend tegen het beslag op zijn Opel Astra+. Het beslag was gelegd op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in het kader van een strafvorderlijk onderzoek naar klager, die verdacht werd van rijden onder invloed en rijden zonder geldig rijbewijs. Klager voerde aan dat hij eigenaar was van de Opel en dat het voortduren van het beslag hem financieel benadeelde, aangezien hij de auto wilde verkopen om zijn schulden af te lossen. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, stelde echter dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen de teruggave van de auto, gezien de recidive van klager en de lopende proeftijd. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ongegrond was, omdat er een strafvorderlijk belang was om het beslag te handhaven. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de uiteindelijke beslissing over verbeurdverklaring in een latere strafzaak moet worden genomen. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond en bevestigde dat de beslissing op 28 januari 2025 was genomen door rechter T.M. Brouwer, in aanwezigheid van griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 24-024810
datum : 28 januari 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager],
geboren op [datum] 1998 te [plaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. L.M.J. de Ruiter advocaat te Venlo,
(Sint Martinusstraat 64, 5911 CK Venlo),
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift op grond van artikel 552a Sv, ingediend op 4 oktober 2024 ter griffie van deze rechtbank;
  • de kennisgeving van inbeslagneming op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op 13 september 2024 onder klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen hem in beslag is genomen: een Opel Astra+, voorzien van het [kenteken] (hierna: de Opel);
  • de schriftelijke reactie van het CVOM en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 14 januari 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. M. Nieuwenhuis, klager en mr. L.M.J. de Ruiter als advocaat van klager, gehoord.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager eigenaar is van de Opel en zich bezwaard voelt bij voortduring van het beslag. De Opel heeft op dit moment een waarde van tussen de 4.500 en 7.00 euro. Verbeurdverklaring van een goed met dergelijke waarde zou een disproportioneel zware sanctie zijn, zelfs in aanmerking nemend dat er sprake is van recidive. Naast de ernst van de feiten dient ook rekening gehouden te worden met de persoonlijke omstandigheden. Klager heeft veel schulden. Hij wenst teruggave van de Opel, zodat hij deze kan verkopen en met de opbrengst zijn schulden kan aflossen. Hij heeft veel spijt van de door hem gepleegde feiten en wil graag met een schone lei opnieuw beginnen. Klager is bezig om van zijn drugsverslaving af te komen en dat gaat goed. Financiële sancties dragen niet bij aan gedragsverandering.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke conclusie van het CVOM en zich op het standpunt gesteld dat het belang van strafvordering zich verzet tegen de teruggave van de Opel. Er is sprake van veelvuldige recidive en een nog lopende proeftijd. Gelet hierop is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de Opel zal uitspreken. Het klaagschrift dient daarom ongegrond verklaard te worden.
Klager heeft in raadkamer aangevoerd dat er de afgelopen periode veel in zijn leven is gebeurd en dat hij daarom alles niet zo serieus nam. Sinds het recente overlijden van zijn opa beseft hij dat hij in het verleden fout zat en wil hij zijn leven weer op de rit krijgen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in zijn beklag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de rechter, bij een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:
- de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
Tegen klager is op 13 september 2024 proces-verbaal opgemaakt wegens het rijden onder invloed en het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Hij zal voor beide feiten ook worden vervolgd zo begrijpt de rechtbank uit de nadere toelichting van de officier van justitie in raadkamer. Uit de recente documentatie van klager blijkt dat er sprake is van recidive voor het rijden onder invloed en dat er sprake is van eenmaal herhaald plegen van het rijden zonder geldig rijbewijs. Om die reden is de Opel van klager ook in beslag genomen. Klager wordt nu ook nog vervolgd voor het rijden zonder geldig rijbewijs.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat een eventuele latere verbeurdverklaring van de Opel voor klager een zware sanctie zou zijn en dat hij ook zwaarwegende financiële redenen heeft om de Opel zo spoedig mogelijk terug te krijgen, zijn dit omstandigheden die bij een inhoudelijke behandeling van de strafzaak moeten worden afgewogen. Gelet op de recidive en het summiere karakter van de raadkamer is de rechtbank van oordeel dat zij daar op dit moment geen voorschot op zou moeten nemen. Bij deze stand van zaken acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Opel zal uitspreken.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift tegen het artikel 94 Sv beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift ongegrond;
Deze beslissing is op 28 januari 2025 genomen door mr. T.M. Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 28 januari 2025.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).