Op 28 januari 2025 heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.A. Souisa, een klaagschrift had ingediend op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was gericht tegen het beslag dat was gelegd op verschillende goederen, waaronder twee telefoons, Louis Vuitton tassen, een portemonnee, een jas en een geldbedrag van 700 euro, die in beslag waren genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen haar partner, die verdacht werd van witwassen.
Tijdens de zitting op 14 januari 2025 was de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, aanwezig, maar klaagster en haar partner waren niet verschenen. De officier van justitie stelde dat klaagster niet ontvankelijk was in haar beklag met betrekking tot de telefoons, omdat deze reeds aan haar waren teruggegeven. Voor de overige goederen stelde de officier dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen teruggave, aangezien er een verdenking van witwassen tegen klaagster bestond.
De rechtbank oordeelde dat het beslag op de telefoons was opgeheven, omdat deze al aan klaagster waren teruggegeven, en verklaarde haar niet-ontvankelijk in dat deel van het klaagschrift. Voor de overige goederen oordeelde de rechtbank dat het belang van waarheidsvinding nog steeds aan de orde was, en verklaarde het klaagschrift ongegrond. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak. De beslissing werd genomen door mr. T.M. Brouwer, in aanwezigheid van griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt.