ECLI:NL:RBZWB:2025:671

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
RK 24-024574
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over beklag tot opheffing van beslag op inbeslaggenomen goederen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek

Op 28 januari 2025 heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.A. Souisa, een klaagschrift had ingediend op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was gericht tegen het beslag dat was gelegd op verschillende goederen, waaronder twee telefoons, Louis Vuitton tassen, een portemonnee, een jas en een geldbedrag van 700 euro, die in beslag waren genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen haar partner, die verdacht werd van witwassen.

Tijdens de zitting op 14 januari 2025 was de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, aanwezig, maar klaagster en haar partner waren niet verschenen. De officier van justitie stelde dat klaagster niet ontvankelijk was in haar beklag met betrekking tot de telefoons, omdat deze reeds aan haar waren teruggegeven. Voor de overige goederen stelde de officier dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen teruggave, aangezien er een verdenking van witwassen tegen klaagster bestond.

De rechtbank oordeelde dat het beslag op de telefoons was opgeheven, omdat deze al aan klaagster waren teruggegeven, en verklaarde haar niet-ontvankelijk in dat deel van het klaagschrift. Voor de overige goederen oordeelde de rechtbank dat het belang van waarheidsvinding nog steeds aan de orde was, en verklaarde het klaagschrift ongegrond. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak. De beslissing werd genomen door mr. T.M. Brouwer, in aanwezigheid van griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-205575-24
raadkamernummer : 24-024574
datum : 28 januari 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klaagster],
geboren op [datum] 1993,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. D.A. Souisa, advocaat te Breda
(Stationslaan 1a2, 4815 GW Breda),
hierna te noemen: klaagster

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift op grond van artikel 552a Sv, ingediend op 2 oktober 2024 ter griffie van deze rechtbank;
  • de kennisgeving van inbeslagneming op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op 13 augustus 2024 onder de partner van klaagster, [partner van klaagster], in het strafvorderlijk onderzoek tegen [partner van klaagster] in beslag zijn genomen: een IPhone en een Samsung telefoon, 2 Louis Vuitton tassen, een portemonnee, een jas (Parajumpers) en een geldbedrag van 700 euro;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 14 januari 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. M. Nieuwenhuis en mr. D.A. Souisa als gemachtigd advocaat van klaagster, gehoord.
Klaagster is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
De belanghebbende is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen. Dit is: [partner van klaagster].
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan de klaagster. Daartoe is aangevoerd dat klaagster eigenaar is van de onder haar partner inbeslaggenomen goederen waarvan teruggave wordt verzocht. Klaagster meent dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet vordert. Het beslag is immers niet (langer) noodzakelijk om de waarheid aan de dag te brengen. Begrijpelijkerwijs ondervindt klaagster door het voortduren van het beslag hinder. Zij kan immers niet over haar eigendommen beschikken.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat klaagster ten aanzien van de twee inbeslaggenomen telefoons niet ontvankelijk is in haar beklag, nu er reeds een beslissing is genomen tot teruggave van deze telefoons aan klaagster. Ten aanzien van de overige inbeslaggenomen goederen persisteert de officier van justitie zich bij de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie en stelt zich op het standpunt dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen teruggave van deze goederen aan klaagster. De goederen zijn in beslag genomen in het kader van de verdenking van haar partner [partner van klaagster] van witwassen. Klaagster stelt eigenaar te zijn van de goederen, maar of deze werkelijk aan haar toebehoren moet nog worden onderzocht. Klaagster zal ook nog als verdachte van witwassen worden gehoord. Gelet op de aard van de verdenking acht de officier van justitie het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter uiteindelijk de verbeurdverklaring van de goederen zal uitspreken.
De raadsman heeft in aanvulling op het klaagschrift in raadkamer aangevoerd dat het standpunt van de officier van justitie achterhaald is nu klaagster inmiddels als verdachte van witwassen is gehoord en er misschien al een einde is gekomen aan het onderzoek. Namens klaagster wordt dan ook verzocht de teruggave van de goederen te gelasten. Het gaat om inbeslaggenomen goederen waar een ieder over zou kunnen beschikken en die geen grote waarde hebben. Enig onderzoek aan de inbeslaggenomen goederen heeft volgens de raadsman niet plaatsgevonden, zodat niet vastgesteld kan worden of deze echt of namaak zijn. De raadsman heeft dan ook niet de verwachting dat een rechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de goederen zal uitspraken. De raadsman kan niet aangeven of de twee telefoons retour zijn naar klaagster.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
De rechtbank begrijpt uit de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie en uit hetgeen door de officier van justitie in raadkamer naar voren is gebracht dat er is reeds besloten tot teruggave van de telefoons aan klaagster en dat de telefoons ook al aan klaagster zijn teruggegeven.
Voor zover het klaagschrift zich richt tegen het beslag op de twee telefoons stelt de rechtbank vast dat het beslag is beëindigd, nu de telefoons aan klaagster zijn teruggegeven. De rechtbank zal klaagster voor dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaren in haar beklag.
Het klaagschrift ziet verder nog op het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op twee Louis Vuitton tassen, een Louis Vuitton portemonnee, een jas (Parajumpers) en een geldbedrag van 700 euro.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de rechter, bij een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:
- de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
Op 13 augustus 2024 zijn er onder de partner van klaagster, [partner van klaagster], goederen in beslag genomen in het kader van een verdenking van onder meer overtreding van artikel 10a Opiumwet. De rechtbank begrijpt uit de voorhanden zijnde stukken dat hierdoor ook een verdenking van witwassen is ontstaan. Inmiddels - zo begrijpt de rechtbank - is ook klaagster als verdachte van witwassen aangemerkt en is zij op 19 december 2024 hierover gehoord. Zij heeft zich beroepen op haar zwijgrecht. Klaagster stelt eigenaar van de goederen te zijn. Of deze goederen haar toebehoren en of deze goederen van witwassen afkomstig zijn, is volgens de officier van justitie nog onderwerp van onderzoek. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank - bij deze stand van zaken - de grond van waarheidsvinding nog aan de orde en zal reeds daarom het klaagschrift tegen het artikel 94 Sv beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het beklag voor zover het is gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag de IPhone en Samsung telefoon;
- verklaart het klaagschrift voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is op 28 januari 2025 genomen door mr. T.M. Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 28 januari 2025.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).