In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had het bezwaar van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking voor het jaar 2024 gegrond verklaard, de waarde van de woning verlaagd naar € 520.000 en een kostenvergoeding van € 312 toegekend. Echter, voor het door belanghebbende ingebrachte taxatierapport was geen kostenvergoeding toegekend. De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van belanghebbende voldoende bevoegdheid had om op te treden in deze zaak.
De rechtbank oordeelt dat belanghebbende recht heeft op een hogere kostenvergoeding voor het taxatierapport, dat door de heffingsambtenaar als onvoldoende werd gekwalificeerd. De rechtbank stelt vast dat het taxatierapport vergelijkbare elementen bevatte als de matrix van de heffingsambtenaar en dat de argumenten van de heffingsambtenaar niet opgingen. De rechtbank komt tot de conclusie dat de kostenvergoeding voor het taxatierapport moet worden vastgesteld op € 128,26, wat samen met de reeds toegekende vergoeding van € 312 leidt tot een totaal van € 440,26. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de kostenvergoeding en veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van dit bedrag aan belanghebbende, evenals een proceskostenvergoeding van € 27,21 en het griffierecht van € 51.