6.3Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetaanranding door in een horecagelegenheid uit het niets een vrouw in het kruis te grijpen en aan seksuele benadering van een zesjarig meisje. Uit de gedragingen van verdachte en zijn verklaring ter zitting volgt dat hij, zeker onder invloed van drugs, niet in staat is om zijn seksuele lusten te onderdrukken en zijn wens naar seks botviert op willekeurige slachtoffers. Het gaat om nare delicten, waarmee hij direct een inbreuk maakt op de lichamelijke integriteit en gevoelens van veiligheid van de slachtoffers. Ook leidt zijn strafbare handelen tot overlast en een gevoel van onveiligheid in de samenleving als geheel.
Bij deze gevolgen van zijn strafbare handelen heeft verdachte kennelijk niet stilgestaan, deze op de koop toegenomen of zich hier simpelweg niet om bekommerd, zo blijkt uit zijn verklaring op de zitting.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 10 juni 2025, waaruit blijkt dat hij veelvuldig eerder is veroordeeld, met name voor vermogensdelicten. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor zedendelicten.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het zogenoemd sfeer proces-verbaal van de politie van 6 april 2025, waaruit blijkt dat er bij de politie 452 registraties omtrent verdachte bekend zijn. Voor zover het registraties van de afgelopen vijf jaar betreft, gaat het om meldingen van allerlei soorten overlast. Met name in registraties vanaf 2022 is terug te lezen dat verdachte willekeurig (ook minderjarige) vrouwen zou lastigvallen, bijvoorbeeld door hen ongewenst vast te pakken of door opmerkingen van seksuele aard te maken. Dit overlastgevende en intimiderende gedrag richting vrouwen en meisjes lijkt vanaf 2024 te verergeren. De keren dat verdachte door de politie geconfronteerd wordt met dit gedrag, zou hij herhaaldelijk hebben verklaard dat hij een vriendin en seks wil.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 16 juli 2025. Hieruit blijkt dat verdachte bij [instelling] in [plaats 3] verbleef, maar dat hij hier sinds 14 maart 2025 niet meer welkom is vanwege elf incidentmeldingen in vier weken tijd. Het zou hierbij onder meer gaan om het seksueel benaderen van verschillende medewerkers. Ook blijkt uit het reclasseringsadvies dat verdachte tijdens zijn voorlopige hechtenis voor deze zaak in de penitentiaire inrichting in [plaats 2] eenmaal een rapport voor onvoorspelbaar en grensoverschrijdend gedrag ontving. Verdacht verklaarde hier desgevraagd ter zitting over dat hij een medewerker van de penitentiaire inrichting op de billen had getikt.
De rechtbank onderkent dat het bovenstaande geen veroordelingen, maar meldingen betreft. Desondanks neemt de rechtbank het beeld dat hieruit van verdachte naar voren komt wel in aanmerking bij de afdoening van deze zaak. Het gaat immers om zorgwekkend en kwalijk gedrag van verdachte dat alsmaar in frequentie en ernst lijkt toe te nemen.
In het verslag van het voorgeleidingsconsult door het NIFP van 7 maart 2025 beschrijft [psychiater] dat bij verdachte vermoedelijk sprake is van chronische psychiatrische problematiek in de vorm van een forse verslavingsstoornis, psychotische ontregeling en terugkerend antisociaal gedrag. Verdachte heeft echter geweigerd om mee te werken aan een Pro Justitia onderzoek naar zijn psychische gesteldheid.
In het reclasseringsadvies van 16 juli 2025 schat de reclassering het risico op recidive, letsel en onttrekken aan voorwaarden bij verdachte in als hoog. Er is volgens de reclassering sprake van problemen op alle leefgebieden en er worden geen beschermende factoren gezien. Het ontbreekt verdachte aan ziektebesef, hij is zorgmijdend en niet medicatietrouw. Gedragsbeïnvloeding en risicomanagement zijn noodzakelijk. Eerdere gevangenisstraffen en andere justitiële maatregelen hebben echter niet geleid tot gedragsverandering of afname van het recidiverisico. Verdachte heeft zich in het verleden nauwelijks aan opgelegde algemene en bijzondere voorwaarden kunnen houden. Op dit moment ziet de reclassering geen mogelijkheden meer om met reclasseringsinterventies of -toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. De reclassering adviseert daarom om aan verdachte bij een veroordeling een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Een ISD-maatregel
De vraag ligt voor of aan verdachte een (onvoorwaardelijke) ISD-maatregel moet worden opgelegd.
De rechtbank stelt daartoe allereerst vast dat is voldaan aan alle eisen die de wet aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. Zo is voor beide bewezenverklaarde feiten voorlopige hechtenis toegelaten. Bovendien is verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan deze feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of taakstraf veroordeeld. De bewezenverklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Daarnaast is voldaan aan de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, nu over een periode van vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten meer dan tien processen-verbaal tegen verdachte zijn opgemaakt, waarvan tenminste één in de twaalf maanden voorafgaand aan die feiten. Ook blijkt uit het reclasseringsadvies dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Dat betekent dat aan verdachte een ISD-maatregel kan worden opgelegd.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de oplegging van een ISD-maatregel ook passend en geboden is. Voorop staat dat een ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte. Daarnaast kan de maatregel een oplossing bieden voor de problematiek van de verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is een ISD-maatregel noodzakelijk om de maatschappij te beveiligen tegen het strafbare handelen van verdachte. Andere minder ingrijpende afdoeningsmogelijkheden of middelen zijn in het verleden al ingezet, maar hebben niet tot een positieve gedragsverandering bij verdachte geleid. Zo bleek verlenging van een eerder verleende zorgmachtiging niet mogelijk, omdat het delictgedrag van verdachte op de voorgrond stond. Ook eerder opgelegde voorwaardelijke straffen met bijzondere voorwaarden hebben verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De reclassering ziet inmiddels geen mogelijkheden meer om het gedrag van verdachte te veranderen en het recidiverisico te verlagen.
Het veranderen van het gedrag van verdachte, alsmede het verlagen van het recidiverisico, is naar het oordeel van de rechtbank wel vereist. Zoals eerder vastgesteld komt uit het dossier het beeld naar voren van zorgwekkend en kwalijk gedrag van verdachte dat alsmaar in frequentie en ernst lijkt toe te nemen, met name voor wat betreft het gedrag richting (minderjarige) vrouwen. Ook tijdens de zitting lijkt de situatie van verdachte nog niet gestabiliseerd te zijn en doet hij verontrustende uitspraken, ondanks dat hij al zo’n vijf maanden geen drugs gebruikt en medicatie neemt. Verdachte lijkt in zijn gedrag en bewoordingen zeer gericht op het hebben van seks en een relatie, wat hem niet lukt. Hij laat in zijn gedrag en uitingen op geen enkele wijze zien dat hij rekening houdt met de gevolgen van zijn handelen voor de vrouwen en meisjes op wie hij zijn lusten richt. Met de reclassering acht de rechtbank de kans op herhaling daarom hoog.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijk kader onvoldoende toereikend is om de maatschappij tegen het strafbare handelen van verdachte te beveiligen. Het gedwongen kader van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel is dit wel en is dus passend en geboden. Bovendien biedt een dergelijk kader voor verdachte ook kansen om met zijn problematiek aan de slag te gaan en om aan zichzelf te werken. Zoals de deskundige [naam] ter zitting heeft toegelicht wordt er bij een ISD-maatregel op korte termijn diagnostiek bij verdachte uitgevoerd, waarna hij zo nodig kan starten met een klinische behandeling. Als verdachte deze kansen benut en zijn gedrag ten positieve verandert, staat hem na afloop van de ISD-maatregel mogelijk een leven zonder strafbaar gedrag te wachten, met wellicht een eigen woning in een beschermd of begeleid wonen-voorziening, zoals hij graag wenst. Naast verdachte zelf, zou ook de maatschappij hierbij zijn gebaat.
Voornamelijk ter optimale beveiliging van de maatschappij, maar ook om verdachte een reële kans te bieden om met zijn problematiek aan de slag te gaan, is het naar het oordeel van de rechtbank belangrijk voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaar en de tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, niet in mindering brengen op de duur van de ISD-maatregel.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het nu al bepalen van een moment van tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de ISD-maatregel. Er zijn immers geen aanwijzingen dat het traject binnen de ISD-maatregel niet voortvarend zal worden opgepakt. Voor verdachte en zijn raadsman staat wel de mogelijkheid open om op enig moment een verzoek om tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel in te dienen.