ECLI:NL:RBZWB:2025:6643

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
C/02/434366 / FA RK 25-1985
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van pleegouders tot voogden over minderjarigen na instabiele opvoedsituatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de pleegouders tot voogden te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de zorg en opvoeding van de kinderen te dragen, mede door haar emotionele afstand en instabiliteit. De kinderen zijn sinds november 2020 onder toezicht gesteld en hebben in hun jonge leven al veel meegemaakt, waaronder huiselijk geweld en middelengebruik door de moeder. De rechtbank heeft geoordeeld dat de pleegouders, die al langere tijd voor de kinderen zorgen, in staat zijn om de voogdij op zich te nemen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank heeft de griffier verzocht om een aantekening te maken in het gezagsregister van de gewijzigde gezagssituatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/434366 / FA RK 25-1985
Datum uitspraak: 19 augustus 2025
Beschikking van de rechtbank over de gezagsbeëindiging
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
locatie Rotterdam,
hierna te noemen: de Raad,
over de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2018 in [geboorteplaats 1],
hierna te noemen: [minderjarige 1],
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2020 in [geboorteplaats 1],
hierna te noemen: [minderjarige 2].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L.A. Middelkoop uit Rotterdam,
[de pleegouders],
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende in [woonplaats 1],
JEUGDBESCHERMING ROTTERDAM RIJNMOND,
gevestigd in Rotterdam, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
De rechtbank merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader
wonende te [woonplaats 2].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 17 april 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- de pleegouders.
1.3.
Gelet op de nauwe samenhang tussen dit verzoek van de Raad en het verzoek van de moeder in de zaak met kenmerk C/02/435537 / FA RK 25-2558, zijn de verzoeken gelijktijdig behandeld. In beide zaken is bij separate beschikking van heden beslist.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2.2.
De vader heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet erkend.
2.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn sinds 13 november 2020 onder toezicht gesteld van de GI. Laatstelijk, bij beschikking van 23 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de rechtbank Rotterdam de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 1 november 2025. Ook heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 1 november 2025.
2.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven beiden in hetzelfde perspectief biedend pleeggezin.
2.5.
De pleegouders hebben zich bij brief van 24 april 2025 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen en de pleegouders tot voogd over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te benoemen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de Raad

4.1.
Ter onderbouwing van en in aanvulling op het verzoek voert de Raad het volgende aan. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan sinds november 2020 onder toezicht van de GI en zij zijn uit huis geplaatst in verband met acute zorgen over hun welzijn. Zo zijn zij blootgesteld aan hekserij en/of magie door de vader en zijn zij getuige geweest van huiselijk geweld en psychisch lijden van de moeder. Daarnaast zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geconfronteerd geweest met middelengebruik door de moeder en haar zorgelijke financiële positie.
4.2.
Zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] hebben ieder hun eigen persoonlijk problematiek. [minderjarige 1] loopt achter in zijn ontwikkeling en hij heeft een traumatische ervaring opgedaan in zijn vorige pleeggezin. Hij kan zowel in de thuissituatie als op school onhandelbaar gedrag vertonen en heeft moeite om zijn emoties goed te reguleren. [minderjarige 2] heeft moeite met zijn ontlasting en vindt snel dingen spannend.
4.3.
De moeder staat al langere tijd op afstand van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Zij heeft in een vroeg stadium aangegeven dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zouden moeten opgroeien in het pleeggezin. Voor de moeder is het te belastend om het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te dragen. Zij legt de focus voornamelijk op de opvoeding van haar jongste dochter met wie zij, samen met een meerderjarige zoon, woont bij een 24-uurs woonvoorziening van [accommodatie].
4.4.
De Raad meent dat het, gelet op de instabiliteit van de moeder, van belang is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] duidelijkheid ervaren over wie belangrijke beslissingen over hen neemt. Omdat vaststaat dat het perspectief van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet meer bij de ouders ligt, zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing niet meer passend. Bij de pleegouders ontwikkelen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich goed. Zo ervaart de moeder dit ook. Tussen de moeder en de pleegouders bestaat er een goed contact. De moeder wenst zelf ook dat de voogdij bij de pleegouders wordt gelegd. De Raad vindt het van belang dat de pleegouders, die [minderjarige 1] en [minderjarige 2] al langere tijd opvoeden en verzorgen, nu ook de belangrijke beslissingen over hen kunnen nemen. Pleegzorg zal betrokken blijven om de situatie te monitoren en, indien nodig, aan de bel te kunnen trekken.

5.Het standpunt van belanghebbenden en informant

5.1.
De moeder zegt dat zij akkoord is met het verzoek. Zij vindt ook dat het contact met de pleegouders goed is. Zij is dankbaar dat de pleegouders voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zorgen.
5.2.
De pleegouders brengen naar voren dat ook zij het contact met de moeder als goed ervaren. De pleegouders staan achter het verzoek van de Raad.
5.3.
De GI voert, samengevat, het volgende aan. De pleegouders zijn liefdevol naar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en zijn erg betrokken. Zij tonen zich bereid om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de slag te gaan. Dit gaat altijd in goede harmonie. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] maken merkbaar een goede ontwikkeling door. Daarnaast loopt het contact met de moeder op een natuurlijke manier.
5.4.
De vader brengt naar voren dat ook hij in goed contact is met de pleegouders. De vader waardeert het wat de pleegouders voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] doen. Hij ziet dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] positief zijn veranderd en dat zij nu veilig zijn. De vader voorziet een mooie toekomst voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de pleegouders.

6.De beoordeling

Wat zegt de wet?
6.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Inhoudelijke beoordeling
6.2.
Er is geen sprake van misbruik van het gezag. De vraag die dus aan de rechtbank voorligt, is of [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zodanig opgroeien dat zij in hun ontwikkeling worden bedreigd en of de moeder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor hun verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aanvaardbaar te achten termijn.
6.3.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a , BW is voldaan en wijst het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder daarom toe.
6.4.
De rechtbank stelt vast dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in hun jonge leven al veel hebben meegemaakt. Zij hebben een instabiele en onvoorspelbare opvoedsituatie gekend, waarin zij ook onveiligheid hebben ervaren. Bij de moeder was sprake van een verslaving aan middelen en een psychische kwetsbaarheid. Ook door gedrag van de vader, die zich bezig hield met voodoo, zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] beschadigd geraakt en hebben zij in onveiligheid verkeerd. Een en ander heeft bij [minderjarige 1] geleid tot gedragsproblemen, een achterstand in ontwikkeling en moeite met emotieregulatie en zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ongezond aan de ouders gehecht.
6.5.
Naar het oordeel van de rechtbank lukt het de moeder niet om de verantwoordelijkheid voor de zorg en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te dragen. Zij staat al langere tijd op afstand van hen en geeft zelf aan het te belastend te vinden om het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te dragen. Feitelijk heeft de moeder in een eerder stadium al emotioneel afstand van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] genomen. Zij verzet zich niet tegen de plaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de pleegouders en zegt daar ook vrede mee te hebben. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] duidelijkheid nodig hebben over wie belangrijke beslissingen over hen gaan nemen.
Voogdij
6.6.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] komt te ontbreken, moet de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hen benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
6.7.
Gebleken is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich bij de pleegouders goed ontwikkelen. De pleegouders tonen zich bereid om in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te investeren en zien het belang van goed contact met de moeder. Evenals de Raad heeft de rechtbank er vertrouwen in dat de pleegouders in staat zijn de voogdij over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te dragen en tegelijkertijd de moeder de ruimte te geven als ouder op afstand. De pleegouders voeden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] al langere tijd op en daarbij past, mede gelet op alle goede verhoudingen, dat zij ook belangrijke beslissingen over hen kunnen nemen. De rechtbank heeft zich ervan vergewist dat de moeder en de vader hier ook alle vertrouwen in hebben. De pleegouders hebben zich schriftelijk en mondeling bereid verklaard de voogdij over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te aanvaarden.
6.8.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de pleegouders moeten worden belast met de voogdij over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
6.9.
In verband met het bepaalde in artikel 2, aanhef en sub a, van het Besluit Gezagsregisters zal de rechtbank de griffier verzoeken een afschrift van deze beschikking te sturen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van de gewijzigde gezagssituatie.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.10.
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van
[de moeder], geboren op [geboortedag 3] 1980 te [geboorteplaats 2] over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2018 in [geboorteplaats 1], en
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2020 in [geboorteplaats 1];
7.2.
benoemt tot voogden over genoemde minderjarigen, de pleegouders;
-
[pleegouder 1], geboren op [geboortedag 4] 1980 te [geboorteplaats 1], en
-
[pleegouder 2],geboren op [geboortedag 5] 1983 te [geboorteplaats 3];
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
verzoekt de griffier om van deze beslissing een aantekening te maken in het gezagsregister.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2025 door mr. Meyboom, rechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.