ECLI:NL:RBZWB:2025:6642

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
C/02/435537 / FA RK 25-2558
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling omgangsregeling voor minderjarigen door de rechtbank in een verzoek van de moeder zonder gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder zonder gezag om een omgangsregeling vast te stellen voor haar minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L.A. Middelkoop, verzocht de rechtbank om een regeling waarbij zij eens per maand contact kan hebben met haar kinderen, die momenteel in een pleeggezin verblijven. De pleegouders hebben ingestemd met het verzoek, en de Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft als gecertificeerde instelling geen bezwaar gemaakt tegen de schriftelijke vaststelling van de omgangsregeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de pleegouders het eens zijn over de omgangsregeling, die al in de praktijk wordt uitgevoerd. De rechtbank heeft de regeling schriftelijk bevestigd, met inachtneming van artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek, dat het recht op omgang voor ouders zonder gezag regelt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omgangsregeling in het belang van de kinderen is en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De uitspraak is openbaar gedaan door rechter M. Meyboom, met mr. Vos als griffier. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 8 september 2025 vastgesteld. Hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/435537 / FA RK 25-2558
Datum uitspraak: 19 augustus 2025
beschikking over een omgangsregeling
in de zaak van
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L.A. Middelkoop te Rotterdam,
tegen
[de pleegouders],
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende in [woonplaats] .
over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2018, hierna: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2020, hierna: [minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als informant aan:
JEUGDBESCHERMING ROTTERDAM RIJNMOND,
gevestigd in Rotterdam, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop bestaat uit de volgende stukken:
- het op 20 mei 2025 ontvangen verzoek met bijlagen.
1.2
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
- de moeder met haar advocaat;
- de pleegouders;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- de vader, die als informant is verschenen in de zaak met kenmerk C/02/434366 / FA RK 25-1985.
1.3
Gelet op de nauwe samenhang tussen dit verzoek van de moeder en het verzoek van de Raad (in de zaak met kenmerk C/02/434366 / FA RK 25-1985) zijn de verzoeken gelijktijdig behandeld. In beide zaken is bij separate beschikking van heden beslist.

2.De feiten

2.1
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn sinds 13 november 2020 onder toezicht gesteld van de GI. Laatstelijk, bij beschikking van 23 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de rechtbank Rotterdam de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 1 november 2025. Ook heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 1 november 2025.
2.2
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven in een pleeggezin.
2.3
Bij beschikking van 19 augustus 2025 (in de zaak met kenmerk C/02/434366 / FA RK 25-1985) is het gezag van de moeder beëindigd en zijn de pleegouders tot voogden over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] benoemd.
2.4
Tussen partijen staat vast dat de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] eens per vier weken (onbegeleide) omgang met elkaar hebben.

3.Het verzoek

3.1
De moeder verzoekt de rechtbank om:
I. een omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vast te stellen waarbij zij eens per maand contact hebben met de moeder, waarbij het contactmoment kan plaatsvinden bij de moeder thuis dan wel bij de pleegouders, in onderling overleg te bepalen;
II. te bepalen dat deze regeling een basisregeling vormt die in onderling overleg door
de moeder en pleegouders kan warden uitgebreid;
dan wel
III. het verzoek van de moeder tot vaststelling van een omgangsregeling toe te wijzen op een wijze die in goede justitie redelijk en billijk wordt geacht.

4.De standpunten en het advies van de Raad

4.1
Ter onderbouwing van en in aanvulling op het verzoek voert de moeder het volgende aan. De moeder kan zich vinden in het raadsrapport waarin wordt geadviseerd om haar gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te beëindigen Zij ondersteunt dat de pleegouders met het gezag over de minderjarigen worden belast. De moeder heeft vertrouwen in de pleegouders. In het belang van duidelijkheid en ter bescherming van haar positie én die van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wenst de moeder de huidige omgangsregeling vast te leggen. Het overleg tussen de moeder en de pleegouders is altijd goed, maar een schriftelijke vaststelling zal continuïteit en stabiliteit van de huidige omgangsregeling extra waarborgen.
4.2
De pleegouders brengen naar voren dat zij zich kunnen vinden in het verzoek van de moeder. Zij zijn bereid en in staat om met de moeder afspraken te maken over de locatie van de omgang.
4.3
De GI heeft er geen bezwaar tegen als de huidige omgangsregeling schriftelijk wordt vastgelegd. De vastigheid die met de schriftelijke vaststelling ontstaat zal alle betrokkenen goed doen.
4.4
De Raad adviseert de rechtbank om het verzoek toe te wijzen. Een schriftelijke vaststelling van de omgangsregeling geeft iedereen duidelijkheid en het geeft geruststelling voor de omgang in de toekomst.
4.5
De vader heeft geen bezwaar tegen de toewijzing van het verzoek van de moeder.

5.De beoordeling

Vaststelling omgangsregeling
5.1
In artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) staat dat een ouder zonder gezag over het kind, recht heeft op omgang met het kind. De rechtbank kan op verzoek van één ouder of op verzoek van de ouders samen een omgangsregeling vaststellen. De rechtbank kan een ouder ook het recht op omgang ontzeggen. Dat kan alleen als er sprake is van één van de volgende omstandigheden:
  • omgang zou schadelijk zijn voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
  • de ouder is ongeschikt of niet in staat tot omgang met het kind;
  • het kind is twaalf jaar of ouder en heeft laten weten dat hij echt geen contact met de ouder wil;
  • er is een andere redenen waarom omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
5.2
Gelet op de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling, is gebleken dat partijen het met elkaar eens zijn; het verzoek kan worden toegewezen, waarmee de omgangsregeling die nu al wordt uitgevoerd schriftelijk wordt bevestigd. Alle betrokkenen geven aan dat het verzoek van de moeder kan worden toegewezen.
5.3
De rechtbank zal, met inachtneming van het hierboven genoemde wetsartikel, overeenkomstig het verzoek van de moeder onder I beslissen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat zij de omgangsregeling ook in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] acht.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.4
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1
bepaalt dat de moeder en de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2018, en
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2020,
recht hebben op omgang met elkaar eens per maand, waarbij het omgangsmoment kan plaatsvinden bij de moeder thuis dan wel bij de pleegouders, in onderling overleg te bepalen;
6.2
bepaalt dat voornoemde omgangsregeling een basisregeling vormt die in onderling overleg door de moeder en pleegouders kan warden uitgebreid;
6.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2025 door mr. Meyboom, rechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 september 2025.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.