ECLI:NL:RBZWB:2025:6632
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak in Drimmelen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een geschakelde woning, vastgesteld op € 447.000 per 1 januari 2022, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. Belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond.
Tijdens de zitting op 21 augustus 2025, vertegenwoordigd door mr. H. Vloet, werd het geschil voornamelijk toegespitst op de vergelijkbaarheid van referentiewoningen. De rechtbank beoordeelt of de waarde van de woning te hoog is vastgesteld en komt tot de conclusie dat de heffingsambtenaar zijn standpunt voldoende heeft onderbouwd. De rechtbank acht de referentiewoningen aan de [adres 3] en [adres 4] het meest vergelijkbaar, terwijl de referentiewoningen aan [adres 2] en [adres 5] minder goed vergelijkbaar zijn. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde niet te hoog heeft vastgesteld en verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond.
De uitspraak houdt in dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending.