ECLI:NL:RBZWB:2025:6607
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een vrijstaande woning in Tilburg
Op 2 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over de WOZ-waarde van een vrijstaande woning in Tilburg. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. R.W.B. van Middelaar, had beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die de waarde van de woning op 1 januari 2023 had vastgesteld op € 1.107.000. De heffingsambtenaar had het bezwaar van de belanghebbende ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 3 september 2025 werd de zaak behandeld, waarbij de rechtbank de beroepsgronden van de belanghebbende beoordeelde. De belanghebbende stelde dat de waarde van de woning maximaal € 715.000 zou moeten zijn, terwijl de heffingsambtenaar de waarde verdedigde zoals vastgesteld in de beschikking.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende had aangetoond dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De waarde was bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de verkoopopbrengst van vergelijkbare woningen werd gebruikt. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar in voldoende mate rekening had gehouden met de verschillen tussen de referentiewoning en de woning van de belanghebbende. Uiteindelijk werd het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, wat betekende dat de WOZ-waarde en de aanslag ongewijzigd bleven. De belanghebbende kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.