ECLI:NL:RBZWB:2025:6598

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
BRE 24/4397
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

Op 1 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 24/4397, waarin belanghebbende beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2020. Belanghebbende heeft op 4 maart 2024 bezwaar ingediend tegen de bestreden uitspraak, maar dit bezwaar is later door de inspecteur als beroepschrift doorgezonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht van € 51,- niet is betaald. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, aangezien artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dit mogelijk maakt in gevallen van kennelijke niet-ontvankelijkheid.

De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat het niet tijdig betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar is. De griffier heeft belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar belanghebbende heeft geen goede reden gegeven voor het verzuim. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de inhoudelijke beoordeling van het beroep niet plaatsvindt en het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden geraadpleegd via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/4397

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 oktober 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2020 met aanslagnummer [BSN].H.06.01. Op 4 maart 2024 om 11:48 uur heeft belanghebbende nogmaals bezwaar ingediend tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur. Op 30 april 2024, ontvangen door de griffie op 1 mei 2024, heeft de inspecteur het bezwaarschrift van 4 maart 2024 doorgezonden als een beroepschrift.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 51,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 5 juni 2024 en nogmaals bij brief van 4 juli 2024 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de laatste brief mogelijk niet is aangekomen bij belanghebbende. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 16 september 2024 nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De envelop waarin de aangetekende brief is verzonden, is op 11 oktober 2024 ongeopend terugontvangen met de vermelding “Niet afgehaald; retour afzender”. De griffier heeft de brief van 16 september 2024 per gewone post nogmaals naar de belanghebbende gezonden. In deze brief is de belanghebbende nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen twee weken na dagtekening van die brief moet zijn voldaan.
5. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
6. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
R.M. Rosta, griffier, op 1 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.