ECLI:NL:RBZWB:2025:6578
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake WOZ-waarde onroerende zaak
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de erven van een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Gilze en Rijen. De heffingsambtenaar had op 28 februari 2024 de WOZ-waarde van een woning vastgesteld op € 330.000, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2024. De eiser, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar dit bezwaar werd op 28 augustus 2024 ongegrond verklaard. Hierop heeft de gemachtigde op 9 oktober 2024 beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep op 20 augustus 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de eiser en de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank heeft zich vervolgens gebogen over de ontvankelijkheid van het beroep. Het oordeel was dat de gemachtigde niet voldoende kon aantonen dat hij gemachtigd was om namens de erfgenamen op te treden. De machtiging was niet ondertekend door alle erfgenamen, en de rechtbank kon niet vaststellen wie de ondertekenaar was. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de inhoudelijke beoordeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.