Op 24 september 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) gemachtigd om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 14 juni 2026. De moeder van [minderjarige] was niet aanwezig tijdens de zitting, maar haar advocaat was wel aanwezig en heeft de situatie toegelicht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder correct was opgeroepen, maar door werkverplichtingen niet op tijd kon verschijnen. De kinderrechter heeft [minderjarige] zelf gehoord en haar mening meegenomen in de beoordeling. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige], gezien de complexe gedragsproblematiek en eerdere plaatsingen die niet succesvol waren. De kinderrechter heeft de GI aangespoord om een stabiele woonplek voor [minderjarige] te vinden, gezien de vele wisselingen die zij heeft meegemaakt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.