ECLI:NL:RBZWB:2025:654
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Drimmelen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 10 februari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een tussenwoning, vastgesteld op € 356.000 per 1 januari 2022, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. De rechtbank heeft het beroep op 30 december 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende aanwezig was.
De rechtbank beoordeelt of de vastgestelde waarde van de woning te hoog is. Hierbij wordt gekeken naar de beroepsgronden van de belanghebbende en de onderbouwing van de WOZ-waarde door de heffingsambtenaar. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht heeft gegeven in de vergelijkingsmethode die is gebruikt om de waarde te bepalen. De referentiewoningen zijn als voldoende vergelijkbaar beoordeeld, en de heffingsambtenaar heeft adequaat rekening gehouden met de verschillen tussen de woningen. De rechtbank oordeelt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld en dat de heffingsambtenaar zijn waardering voldoende heeft onderbouwd.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.