ECLI:NL:RBZWB:2025:6537

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
02-080050-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksueel misbruik van minderjarige dochter door gebrek aan steunbewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn minderjarige dochter. De tenlastelegging omvatte ontuchtige handelingen die zouden hebben plaatsgevonden in de periode van 5 november 2002 tot en met 4 november 2005. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 17 september 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen, terwijl de verdediging betoogde dat de verklaring van de aangeefster onbetrouwbaar was en dat er geen steunbewijs was voor de beschuldigingen.

De rechtbank heeft in haar oordeel benadrukt dat zedenzaken vaak moeilijk te bewijzen zijn, vooral wanneer er weinig getuigen zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van de aangeefster, hoewel zij als betrouwbaar werd beschouwd, niet voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen zonder aanvullend bewijs. De rechtbank heeft ook gekeken naar verklaringen van andere betrokkenen, maar deze werden niet als steunbewijs beschouwd. Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren en heeft hij vrijspraak gekregen van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte is vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02-080050-23
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 oktober 2025
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] ,
raadsvrouw mr. M.V. de Nooijer, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 september 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Namens de benadeelde partij heeft mr. I. Dilven de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij mevrouw [benadeelde] toegelicht. Mevrouw [benadeelde] zal hierna worden aangeduid met [benadeelde] .

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1; op een of meer tijdstippen in de periode van 5 november 2002 tot en met 4 november 2004 met zijn minderjarige dochter [benadeelde] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit, of mede bestonden uit, het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2; op een of meer tijdstippen in de periode van 5 november 2004 tot en met 4 november 2005 met zijn minderjarige dochter [benadeelde] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit, of mede bestonden uit, het seksueel binnendringen van het lichaam.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en baseert zich daarbij allereerst op de verklaring van [benadeelde] . Naast de consistente, aannemelijke en betrouwbare verklaring van [benadeelde] geldt als steunbewijs de waarneming van emoties van [benadeelde] bij de rechter-commissaris, haar gedragsverandering, de verklaring van haar broertje [naam] en het gedrag en de eigen verklaring van verdachte.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken. De verklaring van aangeefster moet onbetrouwbaar worden geacht en daarnaast bevindt zich in het dossier geen steunbewijs.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte gedurende de twee ten laste gelegde periodes ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de destijds minderjarige [benadeelde] , die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Volgens [benadeelde] hebben de ontuchtige handelingen in deze periodes meerdere keren plaatsgevonden. Verdachte ontkent deze handelingen te hebben gepleegd.
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans doordat er maar een beperkt aantal personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen. In de wet is bepaald dat het bewijs dat de verdachte een feit heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van één bewijsmiddel, zoals de verklaring van aangeefster. Ook als die verklaring betrouwbaar wordt geacht, is die enkele verklaring onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De verklaring moet in ieder geval voldoende ondersteund worden door één bewijsmiddel uit een andere bron. Het ondersteunend bewijsmateriaal mag niet in een te ver verwijderd verband staan met de verklaring van aangeefster.
In het dossier bevinden zich verklaringen van het broertje en de oma van [benadeelde] dat – kort gezegd – [benadeelde] hen heeft verteld over het misbruik, maar deze verklaringen zijn geheel gebaseerd op wat zij van [benadeelde] hebben vernomen en vormen daarom geen steunbewijs voor de verklaring van [benadeelde] .
Het is niet ongebruikelijk dat kinderen, zeker wanneer zij angstig zijn, bij hun ouders in bed slapen. Dat [benadeelde] en [naam] wel eens bij verdachte in bed sliepen, biedt om die reden geen steun aan de verdenkingen. Dat [naam] bij die gelegenheden wel eens naast het bed van verdachte wakker werd, betekent niet zonder meer dat hij door zijn vader naast het bed is gelegd zodat vader de gelegenheid had om [benadeelde] ongehinderd te misbruiken. Uit het dossier blijkt dat [naam] wel eens slaapwandelde, terwijl verdachte heeft verklaard dat [naam] ook wel eens naast het bed sliep. De omstandigheid dat [naam] wel eens naast het bed wakker werd, kan daarom naar het oordeel van de rechtbank evenmin als steunbewijs worden gebezigd.
[benadeelde] heeft verklaard dat, zo begrijpt de rechtbank, zij bij het misbruik wel eens bloed heeft verloren uit haar vagina op de lakens van het bed van verdachte en dat verdachte, die de was altijd door zijn moeder liet doen, na deze gebeurtenis opeens zelf de lakens heeft gewassen. Verdachte heeft ter zitting evenwel verklaard dat het bloed afkomstig was van een vriendin van hem met wie hij toen een relatie had en dat [benadeelde] die situatie op haar eigen situatie heeft geprojecteerd. De rechtbank kan niet vaststellen of de verklaring van [benadeelde] dan wel die van verdachte juist is.
Ook de waargenomen gedragsveranderingen bij [benadeelde] kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet als steunbewijs worden gebruikt. [benadeelde] was een puber en er was ten tijde van het vermeende misbruik sprake van een problematische scheiding tussen verdachte en zijn toenmalige vrouw. Het gedrag van [benadeelde] kan daarom niet zonder meer worden gerelateerd aan seksueel misbruik.
Hetzelfde geldt voor het gedrag van vader tegenover [benadeelde] , hierop neerkomende dat [benadeelde] toestemming kreeg om dingen te doen die een vader normaal gesproken misschien niet zou toestaan. Verdachte heeft toegelicht dat het in zijn karakter ligt om anderen te pleasen. De rechtbank kan niet vaststellen dat er een relatie is tussen het gedrag van verdachte en seksueel misbruik.
De rechtbank staat tenslotte voor de vraag welke waarde aan de waargenomen emoties van [benadeelde] tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris gehecht kan worden. De rechtbank stelt vast dat [benadeelde] 25 jaar na dato is gehoord bij de rechter-commissaris. In de tussentijd heeft [benadeelde] allerlei traumatische gebeurtenissen meegemaakt en heeft verdachte de relatie met zijn dochter beëindigd. Gelet op het tijdsverloop en voornoemde omstandigheden, kan niet zonder meer worden vastgesteld dat de waarneming van emoties bij [benadeelde] een bevestiging vormt voor het vermeende seksueel misbruik.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende steunbewijs bevat voor de verklaring van [benadeelde] . De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van de vraag of de verklaring van [benadeelde] juist is. Daarmee zegt de rechtbank niet dat de verklaring van [benadeelde] niet waar kan zijn. Ook indien die verklaring als betrouwbaar zou worden beoordeeld, is er onvoldoende ander objectief bewijs voor de verdenking.
Nu niet wordt voldaan aan het wettelijk bewijsminimum, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal hem dan ook van die feiten vrijspreken.

5.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 25.000, - voor feit 1 en 2.
Verdachte is vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Boogert, voorzitter, en mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. L.W. Louwerse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis, griffier, en is uitgesproken ter de openbare zitting op 1 oktober 2025.
Mr. Louwerse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
1
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 05 november 2002 tot en met 4 november 2004 te [plaats], althans in Nederland, met [benadeelde] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , hebbende verdachte (telkens):
- zijn geslachtsdeel in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [benadeelde]
geduwd/gebracht en/of vervolgens dat geslachtsdeel in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [benadeelde] een of meerdere malen heen en weer bewogen,
- zijn geslachtsdeel in de mond van die [benadeelde] gebracht en/of vervolgens dat
geslachtsdeel in de mond van die [benadeelde] een of meerdere malen heen en weer
bewogen en/of dat geslachtsdeel in de mond van die [benadeelde] een of meerdere malen heen en weer laten bewegen,
- zijn vinger(s) in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of vervolgens die een of meerdere vinger(s) een of meerdere malen heen en weer bewogen en/of
- met zijn hand(en) en/of vinger(s) de borsten en/of vagina van die [benadeelde] betast/aangeraakt/gestreeld;
(Artikel art 244 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 05 november 2004 tot en met 04 november 2005 te [plaats], althans in Nederland, met [benadeelde] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , hebbende verdachte (telkens):
- zijn geslachtsdeel in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [benadeelde]
geduwd/gebracht en/of vervolgens dat geslachtsdeel in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [benadeelde] een of meerdere malen heen en weer bewogen,
- zijn geslachtsdeel in de mond van die [benadeelde] gebracht en/of vervolgens dat
geslachtsdeel in de mond van die [benadeelde] een of meerdere malen heen en weer
bewogen en/of dat geslachtsdeel in de mond van die [benadeelde] een of meerdere malen heen en weer laten bewegen, - zijn vinger(s) in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of vervolgens die een of meerdere vinger(s) een of meerdere malen heen en weer bewogen en/of
- met zijn hand(en) en/of vinger(s) de borsten en/of vagina van die [benadeelde]
betast/aangeraakt/gestreeld;
(Artikel art 245 Wetboek van Strafrecht)