4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat op 30 januari 2024, bij een woning in Tilburg rond 18:30 uur, en vervolgens rond 19:15 uur bij een woning in Udenhout, diefstallen plaats hebben gevonden. Voorafgaand aan de diefstallen is met de aangevers afzonderlijk via Marktplaats een afspraak gemaakt om bij aangevers aan huis een iPad 11 Pro met toetsenbord van Brydge (van [slachtoffer 2] ) respectievelijk een Samsung S21 Ultra telefoon (van [slachtoffer 1] ) te kopen. Vier verdachten zijn in een auto naar de woning van [slachtoffer 2] in Tilburg gereden, waarna twee van hen – waaronder in ieder geval medeverdachte [medeverdachte 1] – bij [slachtoffer 2] aan de deur zijn gegaan en een iPad in originele verpakking met een toetsenbord van Brydge hebben weggenomen. Vervolgens zijn de vier verdachten doorgereden naar de woning van [slachtoffer 1] in Udenhout, alwaar door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een Samsung telefoon bij [slachtoffer 1] is weggenomen.
Bij de diefstallen waren steeds
ten minstevier personen betrokken, te weten de medeverdachten die aan de deur zijn geweest bij aangevers, en twee andere medeverdachten die als bestuurder en bijrijder een rol hebben gehad in de gepleegde diefstallen. Zij waren op de hoogte van de adressen waar de diefstallen zouden worden gepleegd en gaven daartoe instructies.
Medeplegen (diefstal in vereniging)
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte betrokken is geweest bij de tenlastegelegde feiten en of die betrokkenheid als medeplegen kan worden gekwalificeerd.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Dat vergt dat de bewezenverklaarde – materiële en/of intellectuele – bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit van voldoende gewicht is. De vraag of daarin is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Er kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding dan wel afhandeling.
De rechtbank stelt vast dat verdachte niet één van de twee feitelijke uitvoerders was van de diefstallen in/bij de woning van de aangevers. Op basis van het dossier kan ook niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat verdachte de bestuurder of de bijrijder was.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot het tenlastegelegde het volgende af.
Bij de aanhouding van verdachte op 13 juni 2024 is een witte Iphone 13 in beslag genomen, waarover verdachte heeft verklaard dat dit zijn telefoon betreft en dat hij deze als enige gebruikt. Het telefoonnummer dat op dat moment op deze telefoon in gebruik was betrof + [telefoonnummer] . Met de telefoon van verdachte, met telefoonnummer + [telefoonnummer] , zijn op 30 en 31 januari 2024 de volgende berichten verstuurd naar ene ‘ [persoon] ’:
30 januari 2024 om 1.45 uur:“Kan je iets met veel telefoons laptops dure electronica ik ben bezig met iets”.
Op het antwoord van [persoon]
“Heb je tijd om 18 uur”wordt gereageerd
om 15.47 uur: “Ja k ben r nog mee bezig ik stuur je door als k dinge heb”.
Op 31 januari 2024 om 00.34 uur volgt een filmpje waarop een zwarte Samsung S21 Ultra telefoon, een iPad met bijbehorende doos en een doos van een keyboard van het merk Brydge te zien zijn voorzien van het bericht
“Kan je hier iets mee”.
Enkele minuten daarna, op 31 januari 2024 om 00.36 uur, is een weblink bezocht die te herleiden is naar een ‘Brydge MAX+ keyboard iPad Pro 12,9-inch’.
Uit het dossier blijkt verder dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] elkaar kennen, en dat verdachtes telefoon kort na de tweede diefstal in Udenhout, om 19:47 uur, en om 21:39 uur contact met [medeverdachte 2] gsm heeft gezocht. [medeverdachte 2] verklaart hierover dat toen verdachte zou hebben gehoord dat hij was opgepakt hij hem uit bezorgdheid belde. Die gang van zaken vindt echter geen steun in het dossier, gelet op het feit dat [medeverdachte 2] om 19:47 uur, dat wil zeggen nog voor zijn aanhouding om 19:50 uur, door verdachte is gebeld. Verdachte heeft geen antwoord willen geven op de vraag of hij [medeverdachte 2] kent en waarom hij [medeverdachte 2] op dat moment belde.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte de dag voorafgaand en ook nog enkele uren voorafgaand aan de diefstallen bezig was met het verkrijgen van (onder andere) telefoons en laptops, waarvoor hij op voorhand op zoek was naar een afnemer ( [persoon] ). Verdachte had bovendien slechts enkele uren na de diefstallen de beschikking over een zeer specifieke combinatie van goederen, te weten een Samsung telefoon, een iPad in doos en een Brydge toetsenbord – exact hetzelfde als de bij de diefstallen weggenomen goederen, die hij aan een ander (deze [persoon] ) heeft aangeboden. De rechtbank leidt uit de specifieke combinatie van goederen in onderling verband met de overige bewijsmiddelen af, dat het hier de bij de diefstallen op 30 januari 2024 weggenomen telefoon en Ipad met toetsenbord van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betreft.
Verdachte heeft hierover geen verklaring willen afleggen. Een aannemelijke verklaring voor het feit dat verdachte de gestolen goederen enkele uren na de diefstallen voorhanden heeft gehad blijft uit, dit terwijl gelet op de verdere inhoud van de bewijsmiddelen wel een aannemelijke de redengevendheid ontzenuwende verklaring van verdachte mag worden verwacht. Volgens vaste jurisprudentie kan verdachte hierom als dief van de goederen worden aangemerkt (zie onder meer HR 3 juni 1997, NJ 1997, 584).
Alle omstandigheden in samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat sprake is van diefstallen in vereniging begaan. Verdachte was onderdeel van het nauwe en bewuste samenwerkingsverband van ten minste vier personen, die de diefstallen heeft gepleegd. De rechtbank acht de rol van verdachte in de voorbereiding en afhandeling van de diefstallen van dermate (materieel) gewicht dat sprake is van diefstallen in vereniging. De diefstallen zijn planmatig aangepakt waarbij is samengewerkt, duidelijk is afgestemd wie welke rol had – het plannen van de diefstallen (maken van afspraken met aangevers), het daadwerkelijk plegen van de diefstal, het rijden, en het verkopen van de goederen –, welke rollen min of meer inwisselbaar waren. Het feit dat verdachte geen rol had in het feitelijk wegnemen van de goederen aan de deur maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Uit het feit dat verdachte zowel kort voorafgaand aan het plegen van de diefstallen contact heeft gezocht met een potentiële afnemer, als kort na het plegen van de feiten contact heeft gezocht met een van de medeverdachten, leidt de rechtbank af dat verdachte een substantiële (ten minste intellectuele) bijdrage heeft gehad aan het plegen van de feiten, en ook betrokken is geweest bij de voorbereiding daarvan.
De rechtbank acht gelet op voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging begaan van de tenlastegelegde diefstallen.
Partiële vrijspraak
Bij de diefstallen is gedreigd met geweld door het tonen van een mes aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . De rechtbank stelt vast dat uit het dossier niet valt af te leiden dat verdachte betrokken was bij het maken van afspraken over het meenemen van een mes, dan wel het gebruiken van een mes bij de diefstallen. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van het gebruik van een mes en evenmin dat hij opzet hierop had. De rechtbank zal verdachte hierom partieel vrijspreken van de tenlastegelegde geweldselementen.