ECLI:NL:RBZWB:2025:6520

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
02-089291-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor begunstiging en vrijspraak van medeplegen en medeplichtigheid poging dubbele moord

Op 1 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een schietincident op 12 december 2023 in Breda. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot moord op twee slachtoffers, maar de rechtbank sprak hem vrij van deze beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de poging tot moord, maar achtte het meer subsidiair ten laste gelegde, namelijk het opzettelijk behulpzaam zijn aan de dader bij het ontkomen aan de politie, wel bewezen. De verdachte had de schutter na het schietincident opgehaald en hem de gelegenheid geboden om zich van het vuurwapen te ontdoen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de persoon die hij in zijn auto nam een misdrijf had gepleegd. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 180 dagen geëist, waarvan 73 dagen voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf op van 137 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en deelname aan schuldhulpverlening. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit, de jonge leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een nierziekte en een verleden met trauma's en schulden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-089291-24
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 oktober 2025
in de strafzaak tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsman mr. R.I. van Haneghem, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 september 2025, waarbij de officier van justitie mr. S.A.J. Louwers en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd volgens artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering en is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord op twee slachtoffers. Dit is subsidiair ten laste gelegd als medeplichtigheid aan dit feit en meer subsidiair als het opzettelijk behulpzaam zijn bij het laten ontkomen van de dader van dit misdrijf.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het meer subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen en vordert vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 12 december 2023 heeft een schietincident plaatsgevonden bij [locatie] aan de [straat] in Breda. Er is door een schutter zeven maal gericht geschoten op een voertuig waarin op dat moment [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten. Verdachte heeft de schutter kort na het schietincident in de buurt van [locatie] opgehaald. De schutter was paniekerig, trilde toen hij bij verdachte instapte en had een vuurwapen in zijn hand. Verdachte heeft vervolgens tegen hem gezegd dat hij het vuurwapen moest weggooien en heeft hem ergens afgezet. De schutter is vervolgens uitgestapt en heeft zich ontdaan van het wapen. Hierna is de schutter weer ingestapt en zijn ze verder gereden.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te kunnen vaststellen dat verdachte opzet heeft gehad op de (dubbele) poging tot moord, al dan niet in voorwaardelijke zin. Verdachte zal om die reden van het primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen. Verdachte had, onder de hiervoor vastgestelde omstandigheden, redelijkerwijs moeten vermoeden dat degene die bij hem in de auto stapte een misdrijf had gepleegd. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte heeft verklaard dat hij veel politie zag rijden en dat hij wist dat er “iets mis” was. Doordat verdachte de dader vervolgens toch meenam in zijn auto, hem daarnaast de gelegenheid heeft geboden om zich van het vuurwapen te ontdoen en hem daarna opnieuw heeft laten instappen en heeft vervoerd, is verdachte de dader opzettelijk behulpzaam geweest bij het ontkomen aan de politie.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 12 december 2023 te Breda, opzettelijk een onbekend gebleven persoon, die schuldig was aan het misdrijf poging moord, behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door ambtenaren van justitie of politie, immers heeft verdachte
- die persoon met een voertuig gehaald in de omgeving van de [straat] te Breda en
- vervolgens tegen die persoon gezegd: “Ik zeg jo broer, gooi die torrie/toelie weg” en
- die persoon vervolgens vervoerd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 73 voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en het meewerken aan schuldhulpverlening.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Door het besturen van een auto met daarin de dader van een schietincident waarbij zevenmaal is geschoten op een auto met daarin twee personen, heeft verdachte die dader helpen vluchten en zich daarmee schuldig gemaakt aan begunstiging. Verdachte heeft door zijn handelen de nasporing en vervolging van een ernstig misdrijf gefrustreerd. De schutter heeft door toedoen van verdachte kunnen ontkomen en is tot op heden niet opgespoord.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 20 augustus 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft op 11 december 2024 een rapport uitgebracht over verdachte. Hieruit volgt onder meer dat de reclassering risicofactoren ziet op de leefgebieden huisvesting, psychosociaal functioneren en financiën. Verdachte woont in een buurt waarin veel criminaliteit voorkomt. Daarnaast is er sprake van trauma’s in zijn verleden en heeft hij schulden. Verdachte heeft daarentegen een vaste baan, heeft zich aangemeld voor een opleiding en laat daarmee zien dat hij positieve keuzes kan maken voor zijn toekomst. De reclassering ziet mogelijkheden om door middel van toezicht in te zetten op positieve gedragsverandering.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Gelet op de jonge leeftijd van verdachte, zijn nierziekte en het voorarrest zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van 137 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk en met aftrek van het voorarrest. Het onvoorwaardelijke strafdeel is daarmee gelijk aan het aantal dagen dat verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank neemt het advies van de reclassering over de hierna genoemde voorwaarden aan het voorwaardelijke strafdeel verbinden. Dit voorwaardelijke strafdeel strekt ertoe verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 189 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk iemand die schuldig is aan enig misdrijf, behulpzaam zijn in het ontkomen
aan de nasporing van of aanhouding door de ambtenaren van de justitie of politie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 137 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat:
  • veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- geeft opdracht aan genoemde reclasseringsinstelling tot het houden van toezicht op de naleving van de voormelde bijzondere voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn:
  • dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Martens, voorzitter,
en mrs. C.H.W.M. Sterk en P.K.J. van der Wal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 oktober 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 december 2023 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 12 december 2023 te [plaats] , met elkaar, althans één van hen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks 12 december 2023 te Breda, meermalen althans eenmaal, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door het maken en nakomen van de afspraak om na het begaan van het feit met een vluchtauto klaar te staan;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 12 december 2023 te Breda, opzettelijk een (onbekend gebleven) persoon, die schuldig was aan of verdachte was van het misdrijf poging moord, heeft verborgen en/of behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door een of meer ambtenaren van de justitie of politie, immers heeft verdachte
- die persoon met een voertuig gehaald in de omgeving van de [straat] te Breda en/of
- (vervolgens) tegen die persoon gezegd: “Ik zeg jo broer, gooi die torrie/toelie weg” en/of
- die persoon (vervolgens) vervoerd naar een nabijgelegen bos.
Bijlage II
De bewijsmiddelen
Wanneer hierna in de bewijsmiddelen wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van onderzoek Bijvoet met dossiernummer PL2000-2023315256 van de regionale politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 424 (hierna te noemen: eindproces-verbaal). Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.

1. De verklaring van verdachte op de terechtzitting van 17 september 2025, inhoudende:

Ik was de bestuurder van de Opel Corsa met kenteken [kenteken] . Die persoon belde me op en vroeg of ik hem kon ophalen. Hij was paniekerig, trilde toen hij instapte en had een vuurwapen in zijn hand. Ik heb gezegd ”Jo broer, gooi die torrie/toelie weg”. Ik heb hem ergens afgezet, hij is uitgestapt en toen hij terug kwam zijn we verder gereden.

2. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 158 t/m 165 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende:

Op 12 december 2023 kregen wij de melding om te gaan naar [locatie] op de [straat] te Breda. Wij zagen een Audi geparkeerd staan met twee gaten in de rechter achterzijde, links boven de tankdop. Ik zag dat het raam gebarsten was. Ik zag dat er meerdere hulzen op de bestrating lagen. Ik trof zeven hulzen aan.

3. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 229 t/m 289 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende:

Ik bekeek de diverse camerabeelden van de [straat] te Breda. Twee personen stappen in de Audi. Verdachte loopt richting de Audi, pakt een vuurwapen en schiet op het voertuig. Verdachte rent weg tijdens het schieten. Verdachte loopt richting de Oosterhoutseweg. Er komt een Opel Corsa met kenteken [kenteken] aanrijden. Verdachte loopt richting de Opel Corsa en geeft een seintje aan de bestuurder. Verdachte stapt als bijrijder in het voertuig.