ECLI:NL:RBZWB:2025:6504

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
C/02/439154 / JE RK 25-1551
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • P. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing in een jeugdbeschermingszaak met betrekking tot de zorg voor een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 september 2025 een beschikking gegeven in een jeugdbeschermingszaak. De zaak betreft de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing die op 1 augustus 2025 door de gecertificeerde instelling (GI) is gegeven met betrekking tot de verzorging en opvoeding van een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. De moeder van [minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag en woont met [minderjarige]. De GI heeft zorgen over de thuissituatie en de medewerking van de moeder aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende meewerkt aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling, wat de ontwikkeling van [minderjarige] bedreigt. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd, met uitzondering van het gedeelte dat betrekking heeft op ambulante hulpverlening via [jeugdhulp] gedurende de zomervakantie, omdat daar geen belang meer bij is. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat het nuttig zou zijn als de advocaat van de moeder, mr. P. Doorakkers, bij gesprekken met de jeugdbeschermers aanwezig is om de samenwerking te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/439154 / JE RK 25-1551
Datum uitspraak: 19 september 2025
Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, locatie Etten-Leur,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. P. Doorakkers uit Oosterhout.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 27 augustus 2025;
  • de brief van de GI van 15 september 2025 met 2 producties;
  • het e-mail bericht van mr. Doorakkers van 18 september 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
- Mr. Doorakkers namens de moeder;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.
De moeder is niet in persoon verschenen. Mr. Doorakkers had de dag voorafgaande aan de zitting verzocht om de moeder middels een videobelverbinding aanwezig te laten zijn, omdat haar dochter ziek was en zij geen oppas kon inschakelen. De kinderrechter heeft dit verzoek afgewezen, nu de moeder met een ziek kind op de achtergrond ter zitting er met haar gedachten niet geheel bij zal zijn en zij ter zitting vertegenwoordigd wordt door haar advocaat die haar al jarenlang bijstaat en op de hoogte is van haar standpunt ten aanzien van het huidige verzoek. Bovendien acht de kinderrechter het niet in het belang van [minderjarige] wanneer zij op de achtergrond aanwezig is bij de zitting en zo wordt belast met volwassenzaken.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij de moeder.
2.3.
De GI heeft op 17 juli 2025 een vooraankondiging schriftelijke aanwijzing gegeven. Op 1 augustus 2025 heeft de GI in dit verband een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Hierin is het volgende besluit opgenomen:
- De moeder dient in contact te blijven met de GI, volgens de afspraken die de jeugdbeschermers met de moeder hebben gemaakt, namelijk het nakomen van de geplande huisbezoeken, afspraken via Teams en communicatie via alle gebruikelijke kanalen, waaronder e-mail. Dit betekent in ieder geval dat de moeder het e-mail adres van de GI deblokkeert en de moeder ook in de zomervakantie in contact blijft met de GI.
- De moeder verleent medewerking aan de inzet van ambulante hulpverlening, minimaal 2 à 3 keer in de week via [jeugdhulp] gedurende de zomervakantie en in overbrugging tot mogelijk Sterk Huis kan starten, zoals eerder met de moeder besproken. Dit betekent dat de moeder hulpverlening binnenlaat in haar woning, de moeder actief het gesprek aangaat en aantoont dat zij meewerkt aan de hulpverlening.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 1 augustus 2025.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij bekrachtiging verzoekt van de schriftelijke aanwijzing van 1 augustus 2025, omdat de moeder onvoldoende meewerkt aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Hierdoor wordt de noodzakelijke hulpverlening belemmerd en wordt [minderjarige] in toenemende mate in haar ontwikkeling bedreigd.
Al langere tijd is er sprake van zorgen over de thuissituatie van [minderjarige] bij de moeder. Herhaaldelijk is geprobeerd om hiervoor passende hulp in te zetten, maar dit is tot op heden, mede gelet op de complexiteit van de situatie, onvoldoende gelukt. De opstelling van de moeder speelt hierin een grote rol. Zo stelt de moeder structureel voorwaarden aan het contact met de jeugdbeschermers, laat zij de jeugdbeschermers en hulpverleners niet toe tot haar woning en is zij niet bereikbaar via de gebruikelijke communicatiekanalen, zoals e-mail.
In de zomer van 2024 zou bijvoorbeeld ambulante hulp worden ingezet vanuit [hulpverlening] waarvoor de moeder in eerste instantie openstond. Later trok de moeder zich weer terug en kon die hulp niet doorgaan. In de zomer van 2025 zou ambulante hulpverlening worden ingezet via [jeugdhulp] . De moeder heeft ook die hulp geweigerd.
De bedoeling is om thans ambulante hulpverlening in te zetten vanuit Sterk Huis. De GI hoort de advocaat ter zitting zeggen dat de moeder uitkijkt naar deze hulp vanuit Sterk Huis. De GI heeft daarover sterk haar twijfels. Zo heeft de GI de moeder over de hulp vanuit Sterk Huis een brief gestuurd, waarop zij binnen vijf dagen moest reageren. De moeder heeft dat nagelaten. Volgens de GI zal zij straks ook aanwezig moeten zijn bij het intakegesprek van Sterk Huis, ook al wil de moeder dat evenmin.
Afgelopen zomer is voor [minderjarige] Psycho Motorische Therapie ingezet, maar in de zomervakantie is de moeder die afspraken niet nagekomen. Daarnaast heeft [minderjarige] op school nog ambulante ondersteuning, maar ook die vindt niet altijd doorgang, doordat [minderjarige] ziek thuis zou zijn. De GI heeft daarover haar twijfels. De moeder zou voor zichzelf nog een persoonlijk hulpverleningstraject hebben, maar enige informatie daarover deelt zij niet.
Door deze houding van de moeder ontbreekt het momenteel aan zicht op hoe het thuis met [minderjarige] gaat en gaat er veel tijd verloren. Naar de mening van de GI is er sprake van een instabiele en onvoorspelbare leefomgeving, waarin de emotionele en sociale ontwikkeling van [minderjarige] onder druk komen te staan. Als deze situatie voortduurt, blijft [minderjarige] volgens de GI zonder de begeleiding die zij nodig heeft voor een gezonde ontwikkeling.
4.2.
Mr. Doorakkers brengt naar voren dat de moeder in dezelfde week nog een zitting had bij de rechtbank Rotterdam ten aanzien van een verzoek verlenging uithuisplaatsing van de halfbroer van [minderjarige] . De moeder is daardoor op twee fronten “aan het strijden”.
Dat kost haar veel energie. De moeder wil voor haar kinderen het beste, maar vindt de hulpverlening allemaal wat teveel en heeft soms wat andere ideeën dan de hulpverlening, terwijl de onderlinge visies niet heel ver uiteen liggen. De moeder is daardoor het vertrouwen in de hulpverlening kwijtgeraakt. Hierbij komt dat de moeder met de vorige jeugdbeschermer, mevrouw [persoon] , een goed contact had. Met de huidige jeugdbeschermer verloopt het contact minder prettig.
In haar visie doet de moeder alles wat in het belang van [minderjarige] is, maar ziet zij zich ook geconfronteerd met beperkte financiële middelen, waardoor zij afspraken buitenshuis lastig kan nakomen. Naar de mening van de moeder stapt de GI daar te gemakkelijk overheen. De moeder erkent dat zij het hulpverleningstraject van [jeugdhulp] niet zag zitten, omdat daar het probleem niet zit.
Namens de moeder is verwezen naar de doelen van de ondertoezichtstelling.
Zo zou ingezet worden op herstel van het contact tussen [minderjarige] en haar [halfbroer] .
Echter heeft de GI dat nagelaten. Sinds april 2025 hebben [minderjarige] en [halfbroer] elkaar nog maar 1 keer kunnen zien. De moeder vindt het ook niet fijn dat de jeugdbeschermers soms met z’n tweeën bij haar voor de deur staan, terwijl zijzelf er alleen voorstaat. De moeder voelt zich dan “overlopen”. Dit alles zorgt bij de moeder voor een innerlijke weerstand om aan de benodigde hulp te (kunnen) meewerken. De moeder is wel blij dat binnenkort het hulpverleningstraject vanuit Sterk Huis gaat starten. De moeder vraagt daar al jarenlang om.

5.De beoordeling

Inhoudelijke beoordeling
5.1.
Op grond van artikel 1:263 lid 1 BW kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De GI kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.
5.2.
Op grond van artikel 1:263 lid 2 BW volgen de met het gezag belaste ouders of ouder en de minderjarige een schriftelijke aanwijzing op.
5.3.
Op grond van artikel 1:263 lid 3 BW kan de GI de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.
5.4.
De kinderrechter overweegt dat een schriftelijke aanwijzing dient te worden beschouwd als een beschikking in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). In het kader hiervan dient de kinderrechter, aan de hand van het bepaalde in hoofdstuk 3 en 4 Awb, te beoordelen of bij de besluitvorming door de GI de algemene voorschriften over zorgvuldigheid, evenredigheid en een deugdelijke motivering in acht zijn genomen. De schriftelijke aanwijzing moet het doel van de ondertoezichtstelling dienen en in het belang van de minderjarige te worden geacht.
5.5.
De kinderrechter zal genoemde schriftelijke aanwijzing bekrachtigen. De kinderrechter legt dit hierna uit.
[minderjarige] staat onder toezicht van de GI. Het is een van de taken van de GI om ervoor te zorgen dat het goed gaat met [minderjarige] en dat zij zich in positieve zin ontwikkelt. Hiervoor is nodig dat de GI goed kan samenwerken met de moeder. Het is dan belangrijk dat de moeder afspraken met de jeugdbeschermer(s) nakomt, dat de moeder meewerkt met de hulpverlening en dat de moeder de hulpverlening binnenlaat. De kinderechter stelt vast dat de moeder dit niet heeft gedaan en vooralsnog nog steeds niet doet. De GI probeert op allerlei manieren om met de moeder in contact te komen, maar de moeder reageert hier niet op of zij zegt afspraken af. Ook laat zij niemand binnen. De GI kan daardoor niet met de moeder in contact komen en heeft daardoor onvoldoende zicht op de thuissituatie, terwijl dat tot de uitvoeringstaak van de GI behoort.
De kinderrechter is daarom van oordeel dat de GI de moeder een schriftelijke aanwijzing mocht geven. De GI moet zich in een schriftelijke aanwijzing aan een aantal wettelijke regels houden. De kinderrechter stelt vast dat de GI zich aan die regels heeft gehouden. Zo heeft de GI de moeder eerst een brief (vooraankondiging) gestuurd, voordat de schriftelijke aanwijzing werd gegeven. Ook heeft de GI uitgelegd waarom de schriftelijke aanwijzing is gegeven. Daarmee voldoet de schriftelijke aanwijzing van 1 augustus 2025 naar het oordeel van de kinderrechter aan de wettelijke vereisten zoals neergelegd in artikel 1:263 BW. Niet gebleken is dat bij de totstandkoming van de schriftelijke aanwijzing sprake is van een schending van een of meerdere beginselen van behoorlijk bestuur.
Uit de overgelegde stukken en mondelinge behandeling ter zitting is gebleken dat het nodig is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen. De kinderrechter zal dit verzoek van de GI daarom toewijzen, behoudens voor zover deze ziet op de ambulante hulpverlening via [jeugdhulp] gedurende de zomervakantie. Immers heeft de GI bij dat gedeelte van het verzoek wegens tijdsverloop geen belang meer.
5.6.
De kinderechter merkt nog op dat om de moeder wat meer gelijkheid te geven in de gesprekken met de jeugdbeschermers het zeer wel helpende kan zijn als mr. Doorakkers – al dan niet via beeldbellen – eveneens bij die gesprekken aanwezig gaat zijn. De moeder zal dan niet langer het gevoel hebben zich overvallen te voelen, hetgeen in het belang van [minderjarige] uiteindelijk kan bijdragen aan een betere samenwerking tussen de moeder en de GI.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.7.
Tot slot overweegt de kinderrechter dat tegen deze beslissing op grond van artikel 807, aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, geen hoger beroep openstaat zodat de moeder gehouden is om de deels bekrachtigde schriftelijke aanwijzing van 1 augustus 2025 na te leven. Het verzoek van de GI om de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren zal daarom worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 1 augustus 2025
gedeeltelijk, voor zover in deze aanwijzing is bepaald dat:
- De moeder dient in contact te blijven met de GI, volgens de afspraken die de jeugdbeschermers met de moeder hebben gemaakt, namelijk het nakomen van de geplande huisbezoeken, afspraken via Teams en communicatie via alle gebruikelijke kanalen, waaronder e-mail. Dit betekent in ieder geval dat de moeder het e-mail adres van de GI deblokkeert en de moeder ook in de zomervakantie in contact blijft met de GI.
- De moeder verleent medewerking aan de inzet van ambulante hulpverlening van Sterk Huis, zoals eerder met de moeder besproken. Dit betekent dat de moeder hulpverlening binnenlaat in haar woning, de moeder actief het gesprek aangaat en aantoont dat zij meewerkt aan de hulpverlening;
6.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2025 door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 26 september 2025.