De GI legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij bekrachtiging verzoekt van de schriftelijke aanwijzing van 1 augustus 2025, omdat de moeder onvoldoende meewerkt aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Hierdoor wordt de noodzakelijke hulpverlening belemmerd en wordt [minderjarige] in toenemende mate in haar ontwikkeling bedreigd.
Al langere tijd is er sprake van zorgen over de thuissituatie van [minderjarige] bij de moeder. Herhaaldelijk is geprobeerd om hiervoor passende hulp in te zetten, maar dit is tot op heden, mede gelet op de complexiteit van de situatie, onvoldoende gelukt. De opstelling van de moeder speelt hierin een grote rol. Zo stelt de moeder structureel voorwaarden aan het contact met de jeugdbeschermers, laat zij de jeugdbeschermers en hulpverleners niet toe tot haar woning en is zij niet bereikbaar via de gebruikelijke communicatiekanalen, zoals e-mail.
In de zomer van 2024 zou bijvoorbeeld ambulante hulp worden ingezet vanuit [hulpverlening] waarvoor de moeder in eerste instantie openstond. Later trok de moeder zich weer terug en kon die hulp niet doorgaan. In de zomer van 2025 zou ambulante hulpverlening worden ingezet via [jeugdhulp] . De moeder heeft ook die hulp geweigerd.
De bedoeling is om thans ambulante hulpverlening in te zetten vanuit Sterk Huis. De GI hoort de advocaat ter zitting zeggen dat de moeder uitkijkt naar deze hulp vanuit Sterk Huis. De GI heeft daarover sterk haar twijfels. Zo heeft de GI de moeder over de hulp vanuit Sterk Huis een brief gestuurd, waarop zij binnen vijf dagen moest reageren. De moeder heeft dat nagelaten. Volgens de GI zal zij straks ook aanwezig moeten zijn bij het intakegesprek van Sterk Huis, ook al wil de moeder dat evenmin.
Afgelopen zomer is voor [minderjarige] Psycho Motorische Therapie ingezet, maar in de zomervakantie is de moeder die afspraken niet nagekomen. Daarnaast heeft [minderjarige] op school nog ambulante ondersteuning, maar ook die vindt niet altijd doorgang, doordat [minderjarige] ziek thuis zou zijn. De GI heeft daarover haar twijfels. De moeder zou voor zichzelf nog een persoonlijk hulpverleningstraject hebben, maar enige informatie daarover deelt zij niet.
Door deze houding van de moeder ontbreekt het momenteel aan zicht op hoe het thuis met [minderjarige] gaat en gaat er veel tijd verloren. Naar de mening van de GI is er sprake van een instabiele en onvoorspelbare leefomgeving, waarin de emotionele en sociale ontwikkeling van [minderjarige] onder druk komen te staan. Als deze situatie voortduurt, blijft [minderjarige] volgens de GI zonder de begeleiding die zij nodig heeft voor een gezonde ontwikkeling.