ECLI:NL:RBZWB:2025:650

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
02-079520-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige: veroordeling tot taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 februari 2025, is de verdachte beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren op [geboortedag 2] 2009, op 31 juli 2023 te Tilburg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op dat moment bij zijn vriendin verbleef, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het veertienjarige nichtje van zijn vriendin. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 januari 2025, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door DNA-bewijs dat op de onderbroek van het slachtoffer is aangetroffen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaring van het slachtoffer consistent en gedetailleerd was, zonder noemenswaardige tegenstrijdigheden.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit en hem veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychische gevolgen voor het slachtoffer en de impact op de familie. De vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, tot schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, terwijl de vordering van de moeder van het slachtoffer is afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-079520-24
vonnis van de meervoudige kamer van 11 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1994 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. C.C.J. Mouwen, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 januari 2025, waarbij de officier van justitie mr. A. Verhoeven en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 31 juli 2023 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), die op dat moment jonger dan zestien jaar was.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De verklaring van [slachtoffer] is betrouwbaar en vindt steun in de aangifte van moeder, de berichten die [slachtoffer] naar haar moeder heeft gestuurd en het aangetroffen DNA van verdachte op de onderbroek van [slachtoffer] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verklaring van [slachtoffer] is niet geloofwaardig en wordt op essentiële punten weersproken door de getuigenverklaring van [getuige] . Deze verklaring moet daarom met de nodige terughoudendheid worden bezien. Daarnaast zijn er twee plausibele alternatieve scenario’s voor de aanwezigheid van het DNA van verdachte op de onderbroek van [slachtoffer] , zodat dit niet kan dienen als steunbewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vast staat dat verdachte in de avond/nacht van 30 op 31 juli 2023 bij zijn toenmalige vriendin [getuige] verbleef. Haar veertienjarige nichtje [slachtoffer] bleef bij hen logeren. Toen zij met zijn drieën op de bank televisie lagen te kijken heeft verdachte volgens [slachtoffer] de ten laste gelegde ontuchtige handelingen gepleegd. Verdachte ontkent dit. Dat betekent dat de rechtbank moet beoordelen of de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is en of deze op specifieke punten steun vindt in een of meer andere wettige bewijsmiddelen.
Betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
heeft op verschillende momenten verklaringen afgelegd, namelijk tegenover de politie die op 31 juli 2023 ter plaatse kwam, tegenover haar moeder op de terugweg naar huis, en in haar verhoor bij de politie. [slachtoffer] heeft steeds concreet en gedetailleerd verteld wat er volgens haar is gebeurd: verdachte heeft eerst zijn hand op haar heup gelegd en heeft zijn hand daarna verplaatst naar haar billen. Hij heeft over haar billen gewreven en erin geknepen. Ook probeerde hij eerst één vinger en daarna twee vingers in haar mond te doen, wat niet lukte omdat [slachtoffer] haar tanden op elkaar hield. Daarna ging hij met zijn hand weer naar haar billen en naar haar onderbuik. In de verklaringen van [slachtoffer] zitten geen noemenswaardige verschillen of tegenstrijdigheden. Ook wordt het handelen van verdachte door [slachtoffer] niet aangedikt. Zo verklaart zij dat verdachte dicht bij haar geslachtsdeel in de buurt is geweest maar dit niet heeft aangeraakt.
Dit alles leidt tot de conclusie dat de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar vindt en bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
De rechtbank vindt steun voor de verklaring van [slachtoffer] in het aangetroffen DNA van verdachte op de onderbroek van [slachtoffer] . Dit DNA is op zowel de buitenkant als de binnenkant van de onderbroek aangetroffen, en zowel ter hoogte van de heupen, haar linker bil als ter hoogte van de onderbuik/liezen (links en rechts). Dat is geheel in lijn met de verklaring van [slachtoffer] over de plaatsen waar verdachte haar heeft aangeraakt.
De verdediging heeft twee alternatieve scenario’s geschetst, namelijk (1) dat [slachtoffer] de baard van verdachte heeft aangeraakt en daarna naar het toilet is geweest (waarbij ze zich deels moest ontkleden) en (2) dat verdachte mogelijk de onderbroek van [slachtoffer] heeft opgevouwen nadat deze uit de was kwam. Deze alternatieve scenario’s zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Het is moeilijk voorstelbaar – en daarmee onaannemelijk dat [slachtoffer] bij het toiletteren haar onderbroek op de zes plekken waar het DNA van verdachte is aangetroffen heeft aangeraakt. Scenario 2 is niet aannemelijk omdat [slachtoffer] pas enkele dagen bij [getuige] was en een logeertas bij zich had waar de betreffende onderbroek in zat. Deze had [slachtoffer] schoon van thuis meegenomen en die ochtend aangetrokken, zo heeft zij verklaard. Verdachte heeft dit scenario ook op geen enkele manier onderbouwd.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 31 juli 2023 te Tilburg, met [slachtoffer] , geboren [geboortedag 2] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte
- over de billen van die [slachtoffer] gewreven en in de billen van die [slachtoffer] geknepen, en
- over de lippen van die [slachtoffer] gewreven en zijn vinger tussen de lippen van die [slachtoffer] gestopt en
- de onderbuik en de lies van die [slachtoffer] betast.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat bij een bewezenverklaring een taakstraf, eventueel in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, passend is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ontucht gepleegd met het veertienjarige nichtje van zijn toenmalige vriendin. Hij heeft [slachtoffer] betast op haar billen, onderbuik, lies en in haar mond.
Verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Hij heeft zich laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en geen rekening gehouden met haar. Slachtoffers van dit soort delicten kunnen hier nog lange tijd nadelige psychische gevolgen van ondervinden. Op zitting is een verklaring van [slachtoffer] voorgelezen. Daarin staat dat zij bevroor toen verdachte haar betastte. Ze was bang en heeft zich ook in de periode daarna angstig gevoeld. De moeder van [slachtoffer] is er verdrietig en boos over dat verdachte misbruik heeft gemaakt van haar dochter. De gebeurtenis van 31 juli 2023 heeft daarnaast voor frictie gezorgd in hun familie.
Verdachte heeft, tegen beter weten in, ontkennende verklaringen afgelegd en heeft daarmee geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Wel houdt de rechtbank er rekening mee dat het tenlastegelegde zich inmiddels anderhalf jaar geleden heeft afgespeeld. Al die tijd hing deze zaak boven zijn hoofd.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een taakstraf van honderdtachtig uur, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, passend en geboden is. Het voorwaardelijke strafdeel acht de rechtbank noodzakelijk als steuntje in de rug om verdachte te behoeden voor toekomstige misstappen.

7.De benadeelde partijen

7.1.
[slachtoffer] ( [slachtoffer] )
[slachtoffer] heeft een vordering tot vergoeding van materiële en immateriële schade ingediend. Deze bestaat uit:
- € 20,- materiële schadevergoeding voor de in beslag genomen pyjama en ondergoed;
- € 22,40 materiële schadevergoeding voor de reiskosten naar het politiebureau, slachtofferhulp en de huisarts en
- € 4.800,- immateriële schadevergoeding.
Daarnaast heeft zij verzocht om een veroordeling van verdachte in de proceskosten tegen het liquidatietarief.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [slachtoffer] en dat hij verplicht is haar schade te vergoeden.
Pyjama en ondergoed
De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 20,- geheel toewijsbaar. Het bedrag komt de rechtbank redelijk voor en deze schade staat in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte.
Reiskosten
De rechtbank acht het gevorderde bedrag toewijsbaar tot een bedrag van € 1,46 (de reiskosten naar de huisarts). Alleen dit onderdeel van de reiskosten komt namelijk als materiële schade voor vergoeding in aanmerking. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte. Voor het overige ontbreekt een wettelijke grondslag en zal de vordering dan ook worden afgewezen.
Immateriële schade
[slachtoffer] heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. Die gestelde psychische gevolgen zijn echter niet voldoende onderbouwd. Evenmin brengen de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor [slachtoffer] zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Voor dit onderdeel van de vordering zal [slachtoffer] daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten 31 juli 2023.
Proceskosten
Nu de vordering van [slachtoffer] slechts voor een klein gedeelte wordt toegewezen, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
7.2.
[moeder van slachtoffer]
Voor toekenning van een vergoeding uit hoofde van schokschade moet worden vastgesteld dat verdachte een onrechtmatige daad heeft gepleegd tegen [moeder van slachtoffer] door het betasten van haar dochter. Daarvoor is onder meer vereist dat zij direct geconfronteerd is met de gevolgen van dit handelen en daar geestelijk letsel aan heeft overgehouden. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering onvoldoende onderbouwd en biedt het dossier geen aanknopingspunt voor de toekenning van een vordering uit hoofde van schokschade. Dat betekent dat [moeder van slachtoffer] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering.
7.3.
Geen schadevergoedingsmaatregel
Omdat de vordering van [slachtoffer] slechts voor een klein deel wordt toegewezen, zal de rechtbank niet overgaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 247 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen
plegen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 21,46 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 31 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering tot materiële schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige af;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] ten aanzien van de vordering tot immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen;
- verklaart de benadeelde partij [moeder van slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [moeder van slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.B. van Onzenoort, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en
mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 februari 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 31 juli 2023 te Tilburg, met [slachtoffer] , geboren [geboortedag 2] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte
- over de billen van die [slachtoffer] gewreven en/of in de billen van die [slachtoffer] geknepen, althans de billen van die [slachtoffer] betast en/of
- over de lippen van die [slachtoffer] gewreven en/of zijn vinger tussen de lippen van die [slachtoffer] gestopt en/of
- de onderbuik en/of de lies van die [slachtoffer] betast.
( art 247 Wetboek van Strafrecht )