ECLI:NL:RBZWB:2025:6455

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
C/02/437995 / JE RK 25-1356
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Gessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe gezinszaak met strijd tussen ouders

Op 11 september 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag, maar dat de kinderen momenteel onder toezicht staan van de Stichting Jeugdbescherming Brabant. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 27 september 2024 en zou aflopen op 27 september 2025. De kinderrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van verschillende stukken, waaronder het verzoekschrift van de gecertificeerde instelling (GI) en de verweren van beide ouders. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 september 2025 waren beide ouders aanwezig, samen met hun advocaten en vertegenwoordigers van de GI.

De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat de kinderen nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd door de strijd tussen de ouders. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verlenging, waarbij zij betoogde dat de GI niet voldoende rekening houdt met de situatie en de hulpverlening die zij heeft ontvangen. De vader heeft de noodzaak van de ondertoezichtstelling onderstreept, omdat hij meent dat de moeder zich te veel achter de kinderen verschuilt en dat er geen vooruitgang wordt geboekt zonder de GI.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de hulpverleningsdoelen nog niet zijn bereikt en dat de kinderen nog steeds klem zitten in de strijd tussen hun ouders. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen met een jaar, tot 27 september 2026, en heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om hun eigen belangen ondergeschikt te maken aan die van de kinderen, zodat zij weer een onbelast contact met beide ouders kunnen hebben.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/437995 / JE RK 25-1356
Datum uitspraak: 11 september 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, gevestigd te Tilburg,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2014 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige 1],
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2017 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1],
advocaat mr. N.A. Boelhouwer te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2],
advocaat mr. A. van Tol-Macharoblishvili.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 17 juli 2025;
  • de brieven van de GI van 1 september 2025 aan de rechtbank en van 4 september 2025 aan beide ouders;
  • het op 2 september 2025 door de GI ingediende evaluatieverslag therapeutisch traject, gedateerd 25 augustus 2025;
  • de op 2 september 2025 ontvangen reactie van de vader op het verzoek van de GI;
  • de brieven van mr. Boelhouwer van 3 en 4 september 2025 betreffende een verzoek om uitstel;
- het verweerschrift van mr. Boelhouwer met bijlagen, ontvangen op 9 september 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat mr. Van Tol-Macharoblishvili;
- de moeder. De moeder werd bijgestaan door een tolk Portugese taal;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter.
Daarbij heeft [minderjarige 1] laten weten dat hij niet wil dat hetgeen hij heeft verteld tijdens de mondelinge behandeling met alle aanwezigen wordt gedeeld.
Wat [minderjarige 2] heeft verteld is niet geheim. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter daarom wel samengevat wat [minderjarige 2] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 27 september 2024 heeft de kinderrechter [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 27 september 2024 tot 27 september 2025.
2.4.
Bij deze rechtbank is momenteel nog een bodemzaak (kenmerk C/02/410501 / FA RK 23-2718) aanhangig over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en kinderalimentatie. Die zaak is aangehouden tot 28 oktober 2025 pro forma, in afwachting van bericht van de GI over het verloop van de ondertoezichtstelling, in het bijzonder de zorgregeling en de hulpverlening.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de GI

4.1.
De GI legt aan haar verzoek ten grondslag dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, omdat zij nog altijd klem zitten in de strijd tussen hun ouders. Parallel Solo Ouderschap bij Sterk Huis is lopende. Sterk Huis geeft aan dat verdere bemiddeling tussen ouders niets meer zal opleveren.
Met name met de moeder en haar ex-partner ervaren de GI en Sterk Huis een zeer moeizame samenwerking. De invloed die de ex-partner van de moeder nog steeds op het gehele proces laat gelden acht de GI daarbij niet positief. De moeder blijft ervan overtuigd dat de vader (en zijn opvoedersrol) zeer onveilig is. De GI is daardoor niet toegekomen aan een (verdere) opbouw van de omgang. [minderjarige 1] heeft nog geen contact met zijn vader. [minderjarige 2] heeft eenmaal in de twee weken omgang met zijn vader. Die omgang verloopt over het algemeen positief.
Door de moeder (en door school) wordt gezien dat [minderjarige 1] beter in zijn vel zit. De afgelopen maanden hebben in het teken gestaan om tot samenwerking tussen de GI en mevrouw [naam] die [minderjarige 1] begeleidt, te komen. Naar de mening van de GI is dit zeer moeizaam verlopen. [minderjarige 1] en de moeder zijn wel zeer positief over mevrouw [naam].
[minderjarige 2] ontwikkelt zich redelijk positief. Voor hem is onlangs PMT opgestart. Hij kan daar zijn verhaal kwijt en kan over zijn eigen gevoelens leren praten. De GI is van mening dat de omgang tussen [minderjarige 2] en zijn vader kan worden uitgebreid.
De GI acht het verder van groot belang dat er zicht komt op veiligheid in de thuissituatie bij de vader en diens weerbaarheid en of de moeder de emotionele toestemming en ruimte kan geven om de vader een rol in het leven van de kinderen te laten hebben. De GI heeft hiervoor intensieve ambulante gezinsbehandeling (IAG) van Sterk Huis ingezet. Bij de vader is deze kortgeleden gestart. Bij de moeder niet. Zij vindt die behandeling enkel nodig in de thuissituatie bij de vader. De GI overweegt daarom een schriftelijke aanwijzing aan de moeder te geven.
De GI acht het voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van groot belang dat beide ouders stappen vooruit gaan zetten.
Om de ingezette hulpverlening te kunnen blijven volgen en de ouders de sturing te geven om de noodzakelijke hulpverlening te doorlopen, acht de GI een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk.

5.Het standpunt van de moeder

5.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI.
De moeder betwist allereerst dat zij zich zonder meer zou verzetten tegen een uitbreiding van de omgang tussen [minderjarige 2] en de vader. De moeder achtte het enkel van belang dat eerst de PMT zou starten, zodat de therapeut een vergelijking zou kunnen maken van de huidige omgang met de situatie van een middag omgang erbij. Volgens de moeder had de GI ook als argument dat de omgang zou moeten worden uitgebreid, omdat IAG alleen doordeweeks werkt. De moeder heeft hierop aangegeven dat zij bereid is om mee te werken aan, technisch gezien, uitbreiding van de omgang, maar uitsluitend als de IAG’er er is en niet, zoals voorgesteld door de GI, tot 18.30 uur inclusief eten, zolang de GI niet kan garanderen dat de veiligheid bij de vader gewaarborgd is. De moeder kan de GI hierin niet volgen.
De dag zal zo ook te vol worden voor [minderjarige 2]. [minderjarige 2] zal dan eerst PMT hebben en dan extra naar de vader gaan, waar ook IAG aanwezig zal zijn.
De GI baseert haar beslissing dat de veiligheid bij de vader gegarandeerd is, uitsluitend op de informatie in de overdrachtsmails die de vader stuurt. De moeder is er niet van overtuigd dat de veiligheid bij de vader is geborgd. De moeder betwist verder dat zij niet positief zou spreken over de vader tegen de kinderen. De moeder spreekt zich enkel negatief uit over de vader tegen de GI.
Met de inzet van IAG in haar gezin is de moeder het niet eens, nu zowel [jeugdhulp] als de Raad eerder hebben aangegeven dat er geen zorgen zijn in haar opvoedsituatie.
Volgens de moeder is de GI van harte welkom om bij haar op huisbezoek te komen.
Het afgelopen jaar hebben de ouders bij Sterk Huis een traject gevolgd om te komen tot Parallel Solo Ouderschap. Daar is een communicatieplan gemaakt. In tegenstelling tot de vader heeft de moeder dit plan wel ondertekend. De vader wilde enkel een 50-50 regeling en anders niets. Juist het negatief neerzetten van haar in dit proces acht de moeder daarom onjuist. Daarbij bemerkt de moeder dat de GI met name de invloed die haar ex-partner nog op het gehele proces heeft, niet prettig vindt. Naar de mening van de moeder heeft de invloed van haar ex-partner in elk geval geen negatief effect op de kinderen.
De moeder betreurt het dat de GI het werk van mevrouw [naam] niet serieus neemt.
De moeder is met deze therapeut erg blij, omdat [minderjarige 1] bij deze therapeut erg veel baat heeft. Ook het contact met de vader staat bij mevrouw [naam] op de agenda. Het gaat de GI in dat opzicht kennelijk niet snel genoeg, maar het tempo en de belangen van [minderjarige 1] moeten hier leidend zijn. Mevrouw [naam] respecteert dit tempo.
Al met al is de moeder van mening dat de ondertoezichtstelling niet heeft geleid tot waar deze voor bedoeld is. Zij had gehoopt dat de GI, naast het met behulp van hulpverlening mogelijk maken van meer omgang tussen de kinderen en de vader, ook zou ondersteunen voor wat betreft de dingen waar de vader en de moeder het over oneens zijn. Er is door de GI enkel ingezet op uitbreiding van de omgang voor wat betreft [minderjarige 2] en de hulpverlening door de psycholoog, mevrouw [naam], van [minderjarige 1] staat onder druk, aangezien de GI haar totaal niet serieus neemt.
De moeder wil tot slot benadrukken dat zij in het afgelopen jaar aan alle hulpverlening heeft meegewerkt, behoudens aan uitbreiding van de omgang omdat de situatie bij de vader niet veranderd is. De moeder vindt het dan ook onterecht dat de GI juist haar in een negatief daglicht stelt.
Concluderend ziet de moeder in een verlenging van de ondertoezichtstelling geen meerwaarde. Zij realiseert zich dat zij dan tegen problemen met betrekking tot de hulpverlening voor de kinderen aan kan lopen, omdat zij dan afhankelijk zal zijn van de vader. Ook nu, met een ondertoezichtstelling, loopt de moeder daar nu regelmatig tegenaan. In zoverre zou er dan ook niets veranderen.
Het indien nodig vragen van vervangende toestemming of - op den duur - eenhoofdig gezag, als de vader blijft tegenwerken, acht de moeder een betere en minder belastende aanpak.

6.Het standpunt van de vader

6.1.
Door en namens de vader is naar voren gebracht dat geconstateerd moet worden dat in het afgelopen jaar van ondertoezichtstelling weinig vooruitgang is geboekt. Dit neemt volgens de vader niet weg dat hij vanwege de houding van de moeder in een ondertoezichtstelling nog steeds de enige mogelijkheid ziet om weer een actievere rol te kunnen krijgen in het leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Naar de mening van de vader verschuilt de moeder zich teveel achter de wensen van de kinderen. Dat de veiligheid van de kinderen bij hem in de thuissituatie te wensen zou overlaten, waarover (ook) [minderjarige 2] zich bij de kinderrechter zou hebben uitgelaten, kan de vader niet plaatsen.
Alle betrokken partijen hebben er een aandeel in dat de ondertoezichtstelling niet goed loopt. In elk geval acht de vader het voor de voortgang niet helpend dat de moeder de ene na de andere klachtprocedure start.
De vader betreurt het dat de moeder kennelijk de ernst van de bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet inziet. De vader hoort de moeder aangeven dat zij het liever zonder een ondertoezichtstelling doet. De vader ziet niet in hoe de ouders het nu zelfstandig zouden kunnen doen. Ouders zijn het immers al niet met elkaar eens over de verdeling van een vakantie voor de duur van een week, maar ook niet over meer structurele zaken zoals over welke hulp er voor de kinderen moet komen. De vader vindt het van groot belang dat de GI thans gaat doorpakken, bijvoorbeeld via het geven van een schriftelijke aanwijzing aan de moeder.
Met het verzoek stemt de vader in.

7.Het standpunt van de [minderjarige 2]

7.1.
heeft tegen de kinderrechter verteld dat hij zowel zijn vader als zijn stiefmoeder “stom” vindt, omdat zij soms onnodig boos worden op hem. Volgens [minderjarige 2] heeft zijn vader hem zelfs weleens een keer opgesloten op zijn kamer met alleen water toen hij boos op hem was. Op dit moment gaat [minderjarige 2] elke zondag de gehele dag naar zijn vader en stiefmoeder toe. [minderjarige 2] blijft daar dan niet slapen, maar gaat in de avond terug. Net als [minderjarige 1] zou [minderjarige 2] het liefste helemaal niet naar zijn vader toe moeten gaan.

8.De beoordeling

8.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
8.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
8.3.
In het kader van de ondertoezichtstelling moest er worden gewerkt aan het bereiken van de volgende hulpverleningsdoelen:
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voelen zich goed, ontwikkelen zich positief en komen goed mee op school.
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren rust, stabiliteit en veiligheid in de opvoedingssituatie bij beide ouders;
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren met hun beide ouders een fijne en ontspannen relatie en ervaren bij beide ouders ruimte voor de relatie met de andere ouder;
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren dat ouders het fijn vinden dat zij samen kunnen zorgen voor de kinderen en afspraken kunnen maken over de kinderen. Als ouders toch onenigheid hebben met elkaar over [minderjarige 1] en [minderjarige 2], voelen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich hierover niet schuldig.
8.4.
Geconstateerd moet worden dat de opgemaakte hulpverleningsdoelen nog niet zijn bereikt. Zo zitten [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog steeds klem in de strijd tussen hun ouders. Een van de gevolgen hiervan is dat het contact tussen [minderjarige 1] en zijn vader geheel verbroken is.
[minderjarige 2] gaat op dit moment nog wel (elke zondag) naar zijn vader toe. De zorg van de kinderrechter is echter of het contact tussen [minderjarige 2] en zijn vader zal standhouden. [minderjarige 2] lijkt wat dat betreft zijn broer [minderjarige 1] achterna te gaan. Dat moet indien mogelijk worden voorkomen . Zonder de verplichte regie van de GI lukt het de ouders op dit moment nog niet om de ontwikkelingsbedreigingen voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan te pakken.
8.5.
Bovenal is van belang dat de ouders gestimuleerd worden om weer op ouderniveau met elkaar te gaan communiceren, omdat bij hen uiteindelijk de sleutel tot succes ligt om uit de ontstane situatie te geraken. Gebleken is echter dat Sterk Huis heeft aangegeven dat verdere bemiddeling tussen ouders niets meer zal opleveren. Ouders zullen ieder voor zich bij zichzelf te rade moeten gaan wat zij zelf kunnen doen om de strijd te staken en wat zij zelf kunnen doen om als ouders tot een constructieve samenwerking in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te komen. Hopelijk kan de IAG hier nog van betekenis gaan zijn. De kinderrechter doet uitdrukkelijk een beroep op ouders om hun eigen belangen ondergeschikt te maken aan de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2], zodat zij met beide ouders weer een onbelast contact kunnen hebben. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verdienen dat!
8.6.
De kinderrechter zal daarom het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling toewijzen, nu voldaan wordt aan de gronden daarvan.
8.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
8.8.
De kinderrechter overweegt nog dat de relatie tussen de GI en psycholoog mevrouw [naam] kennelijk verstoord is. De GI geeft ter zitting aan dat zij - kort gezegd - de grip op het traject van [minderjarige 1] bij mevrouw [naam] deels kwijt is. De GI geeft aan dat zij een andere, betere, werkrelatie heeft met door de GI zelf ingezette hulpverleners. Met deze hulpverleners is - aldus de GI - meer sprake van gezamenlijk optreden en overleg.
De kinderrechter merkt dienaangaande op dat de GI zich dient te realiseren dat mevrouw [naam] als psycholoog dient te handelen binnen de kaders en regels die in haar beroepsgroep geldend en verplicht zijn, waaronder de geheimhoudingsplicht.
Psycholoog en client ([minderjarige 1]) bepalen gezamenlijk de hulpvragen waar aan wordt gewerkt en aan de hand daarvan wordt een plan opgesteld door de psycholoog met haar client. De GI kan hierin uitsluitend wensen uiten, zoals bijvoorbeeld de wens om binnen de therapie te werken aan (herstel van) de band tussen [minderjarige 1] en zijn vader. De kinderrechter maakt uit de overgelegde verslagen overigens op dat hier binnen de therapie ook daadwerkelijk aandacht voor is.
8.9.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

9.De beslissing

De kinderrechter:
9.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 27 september 2025 tot 27 september 2026;
9.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2025 door mr. Van Gessel, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 29 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.