ECLI:NL:RBZWB:2025:6434

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
02-336481-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overval op supermarkt met bedreiging en vuurwapenbezit

Op 12 september 2023 heeft de verdachte samen met een ander een gewapende overval gepleegd op de Lidl in Breda. Tijdens de overval bedreigden zij de kassière en klanten met vuurwapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, bedreiging met een vuurwapen en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor zijn rol als dader. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 100 uur en 120 dagen jeugddetentie, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar en bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 3.000,- toegewezen aan de benadeelde partij, de kassière, voor de psychische schade die zij heeft geleden door de overval. De rechtbank heeft de zaak behandeld met inachtneming van de jonge leeftijd van de verdachte en zijn intellectuele vermogens, en heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-336481-23
vonnis van de meervoudige kamer van 26 september 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. T. van Riel, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 september 2025, waarbij de officier van justitie mr. I.M. Peters en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1: samen met een ander op 12 september 2023 een gewapende overval heeft gepleegd bij supermarkt Lidl in Breda, dan wel daartoe een poging heeft gedaan;
Feit 2: samen met een ander op diezelfde datum en plaats [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een vuurwapen;
Feit 3: samen met een ander op diezelfde datum en plaats een vuurwapen en/of vuurwapenonderdelen voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, waaronder feit 1 primair, heeft begaan, tezamen en in vereniging met een ander.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten kan komen wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte ontkent betrokken te zijn bij de feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op 12 september 2023 vindt er een overval plaats bij de supermarkt Lidl aan [adres] . Om 19.59 uur rennen twee personen de supermarkt in. Een van die personen draagt een zwart trainingspak van het merk The North Face, zwarte schoenen van het merk Asics model Gel-venture 6 en heeft een capuchon op (hierna: dader 1). De andere persoon is in het lichtgrijs gekleed en heeft een helm op (hierna: dader 2). Beide personen hebben een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand en richten deze na binnenkomst op de kassière [slachtoffer 2] die op dat moment achter kassa 1 zit en klanten helpt. Zij roepen onder meer naar de kassière: “Doe open, geef alles wat je hebt!”, “Al je geld!”, “La open, snel, nu!” en iets over een telefoon. Dader 1 blijft bij deze kassa staan met de loop van het vuurwapen gericht op onder meer het gezicht van de kassière, tikt met de loop ongeveer tien keer op de toonbank bij de kassa en verliest daarbij de slede van het vuurwapen. Dader 1 loopt vervolgens een stukje de supermarkt in, pakt een plastic diepvriestas, springt over de toonbank van kassa 1 en komt hierdoor naast de kassière te staan. In de tussentijd loopt dader 2 bij de kassa weg en maant de aanwezige klanten om op te grond te gaan liggen, waarbij een vuurwapen (dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) op verschillende klanten wordt gericht, waaronder op [slachtoffer 1] . Naar deze [slachtoffer 1] wordt door dader 2 geschreeuwd: “Naar de grond!”. Op enig moment gaat het alarm van de supermarkt af en springt dader 1 weer terug over de toonbank weg van de kassière. Beide daders rennen de winkel uit en vluchten weg op een zwarte scooter. Het enige wat zij bij de supermarkt hebben weggenomen is de plastic diepvriestas. De daders waren in totaal zo’n 40 seconden in de supermarkt aanwezig.
Op 12 september 2023 omstreeks 20.00 uur ziet een getuige twee personen op een scooter rijden op de [straat 1] in Breda, waarbij de persoon achterop iets weggooit in het gras. Dit blijkt een op een vuurwapen gelijkend balletjespistool te zijn. De volgende dag op 13 september 2023 wordt op ongeveer diezelfde plek een vuurwapen, zijnde een pistool van het merk Bruni type P.4, gevonden zonder slede. In de supermarkt wordt bij kassa 1 een slede aangetroffen die lijkt te passen bij dit gevonden vuurwapen.
[medeverdachte] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie bekend dat hij dader 2 is.
Betrokkenheid verdachte bij de overval
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] tijdens zijn verhoor bij de politie heeft verklaard dat hij de overval heeft gepleegd samen met verdachte. De rechtbank heeft geen reden om aan de betrouwbaarheid van deze verklaring te twijfelen, dit geldt temeer nu deze verklaring in voldoende mate wordt ondersteund door verschillende andere bewijsmiddelen.
Zo volgt onder andere uit de bewijsmiddelen dat verdachte op bepaalde specifieke kenmerken voldoet aan het signalement van dader 1. Op 17 augustus 2023, dus zo’n vier weken voor de overval, is verdachte door de politie gefotografeerd met exact hetzelfde merk en model trainingsbroek en schoenen als die dader 1 droeg. Verder is op de camerabeelden van de overval in de supermarkt te zien dat dader 1 donkergetinte handen heeft en heeft een getuige dader 1 tijdens de vlucht na de overval, waarbij diens gezicht zichtbaar was, omschreven als een persoon met een getinte huidskleur, een Noord-Afrikaanse uiterlijk, krullend haar tot in de nek, ogen redelijk diep in de oogkassen, een grote neus en een lichaamslengte van 1,70 tot 1,75 meter. Een omschrijving die kan passen bij verdachte.
Daarnaast blijkt uit de bewijsmiddelen dat er ongeveer 40 minuten voor de overval twee afbeeldingen (screenshots) naar het Snapchataccount van verdachte, genaamd ‘ [accoutnaam] ’, zijn verzonden. Op een van de screenshots staat een route ingetekend die begint, dan wel eindigt, bij de supermarkt die is overvallen. Op het andere screenshot is een rood kruis ingetekend op de plek aan de [straat 1] in Breda waar het balletjespistool en het vuurwapen zijn gevonden. Deze screenshots zijn gemaakt met de telefoon die in beslag genomen is bij [naam 1] , een persoon die verdachte tijdens het politieverhoor ‘een goede vriend’ noemt en die later op 14 september 2023 is gezien als bestuurder van de scooter waarmee de daders na de overval zijn gevlucht.
Daar komt bij dat een verbalisant op 18 december 2023 op de luchtplaats van het politiecomplex de [straat 2] in Breda heeft gehoord dat verdachte tegen [naam 1] zei: “Ze hebben mij net beelden laten zien, ik zie mezelf zo de winkel inlopen.” Kort hiervoor, op dezelfde dag, zijn tijdens het eerste politieverhoor aan verdachte stills laten zien van de camerabeelden van de overval waarop dader 1 staat en foto’s van de kleding die dader 1 tijdens de overval droeg.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als dader 1 betrokken was bij de overval en zich dus schuldig heeft gemaakt aan de gekwalificeerde diefstal en bedreiging zoals opgenomen in de tenlastelegging bij feit 1 en feit 2.
Nu er door verdachte uit de Lidl een plastic diepvriestas is weggenomen, vermoedelijk om het weg te nemen geld in te doen, is sprake van een voltooide diefstal. Dat het niet gelukt is om het geld uit de kassa mee te nemen, doet daar niet aan af.
Overtreding van de Wet wapens en munitie
Het voorhanden hebben van het vuurwapen zonder slede dat op 13 september 2023 is gevonden op de [straat 1] in Breda en de daarbij behorende slede die verdachte tijdens de overval bij de kassa in de supermarkt is verloren, is een overtreding van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich vóór, tijdens en na de overval hieraan schuldig heeft gemaakt. Tijdens de overval heeft verdachte gebruik gemaakt van een vuurwapen, daarna is er een vuurwapen zonder slede aangetroffen op de plek die overeenkomt met de plek van het rode kruisje op het hierboven genoemde screenshot en de in de supermarkt door verdachte bij kassa 1 verloren slede past bij dit vuurwapen. De slede is immers van hetzelfde merk en type en bevat dezelfde Italiaanse proefbanktekens.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en [medeverdachte] samen bij de supermarkt arriveren, dat zij samen doelbewust en met verborgen gezichten de supermarkt in rennen, dat zij tijdens de overval in de supermarkt ieder met een wapen in de hand een eigen taak op zich nemen zonder dat hierover zichtbaar communicatie tussen beiden plaatsvindt, dat zij samen vluchten en dat zij hadden afgesproken om de buit samen te verdelen. De rechtbank gaat daarom uit van een min of meer gelijke rolverdeling tussen verdachte en [medeverdachte] , waarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarom acht de rechtbank bij alle feiten medeplegen bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 12 september 2023 te Breda tezamen en in vereniging met een ander een diepvriestas
die aan de Lidl (supermarkt gevestigd aan [adres] ) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] (kassière) en [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door een vuurwapen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en gericht te houden op en in de richting van het gezicht, althans het lichaam van die voornoemde [slachtoffer 2] en daarbij die voornoemde [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: “Doe open, geef alles wat je hebt!” en “al je geld”’ en “telefoon”, en door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en gericht te houden op en in de richting van het lichaam van die voornoemde [slachtoffer 1] en daarbij de woorden toe te voegen: “Naar de grond!”;
2
op 12 september 2023 te Breda tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en gericht te houden op en in de richting van het lichaam van die voornoemde [slachtoffer 1] en daarbij de woorden toe te voegen: “Naar de
grond!”;
3
op 12 september 2023 te Breda tezamen en in vereniging met een ander een vuurwapen, te weten een pistool (merk Bruni type P.4) zijnde een vuurwapen van categorie III (onder 1) van de Wet Wapens en Munitie voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte wordt hierdoor redelijkerwijs niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert, met toepassing van het volwassenenstrafrecht, aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht en met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank, wanneer zij tot een bewezenverklaring komt, om het jeugdstrafrecht toe te passen en om verdachte geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Voor het overige refereert de verdediging zich wat betreft de strafoplegging aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op slechts achttienjarige leeftijd samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een supermarkt, waar op dat moment klanten aanwezig waren. Zij zijn met bedekt gezicht de supermarkt in gerend, hebben een kassière en aantal klanten onder schot gehouden en zijn uiteindelijk met slechts een plastic diepvriestas vertrokken, omdat het alarm afging. Dat er niet meer buit is gemaakt bij de overval is niet aan het handelen van verdachte en zijn medeverdachte te danken.
Een dergelijke overval met een planmatig karakter op een supermarkt tijdens openingstijd en onder dreiging van een vuurwapen is een ernstig feit en voor de in de supermarkt aanwezige personen een zeer heftige gebeurtenis, die ook nadien ingrijpende psychische gevolgen kan hebben. Dat deze gevolgen zich in dit geval ook daadwerkelijk hebben verwezenlijkt, blijkt onder meer uit de slachtofferverklaring van de [slachtoffer 2] , zoals die ter zitting is voorgelezen. Daarnaast zorgen overvallen in algemene zin voor gevoelens van onveiligheid in de maatschappij, zeker als dit soort feiten plaatsvinden terwijl er klanten aanwezig zijn.
Verdachte heeft bij deze gevolgen van zijn strafbare handelen kennelijk niet stilgestaan of deze op de koop toegenomen en alleen zijn eigen financiële gewin vooropgesteld. Dit neemt de rechtbank hem kwalijk.
Verdachte ontkent elke betrokkenheid bij de overval en heeft zich tijdens de zitting meermaals op zijn zwijgrecht beroepen. Het gevolg hiervan is dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn strafbare handelen en hierin ook geen inzicht geeft.
De rechtbank houdt rekening met eendaadse samenloop tussen feit 1 en feit 2.
Het toe te passen sanctierecht
Ten tijde van de overval was verdachte achttien jaar en circa twee weken oud. Bij deze leeftijd geldt als uitgangspunt dat het volwassenstrafrecht van toepassing is. De vraag is of in het geval van verdachte van dit uitgangspunt moet worden afgeweken.
Volgens het reclasseringsadvies van 15 januari 2024 functioneert verdachte op zwakbegaafd dan wel een licht verstandelijk beperkt niveau en is hij ontvankelijk voor ondersteuning of beïnvloeding door volwassenen, met name zijn moeder. Dit is ook de reden dat gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte de jeugdreclassering is ingeschakeld. Er zijn daarbij geen specifieke interventies ingezet, maar wel zijn de moeder en raadsman van verdachte bij het jeugdreclasseringstoezicht betrokken en is gekeken wat voor verdachte nodig en passend was.
In het reclasseringsadvies van 1 april 2025 wordt geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen, mits verdachte geen dominante, sturende en overheersende rol had in de voorbereiding en uitvoering van de overval. Ter zitting heeft jeugdreclasseringswerker [naam 2] dit advies onderschreven. Bij een eventueel op te leggen reclasseringstoezicht zou het toezicht bij Reclassering Nederland (‘de volwassenreclassering’) kunnen worden belegd.
De rechtbank ziet geen reden om van dit advies af te wijken, gelet op de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van de overval, zijn intellectuele vermogens en aanwezige pedagogische mogelijkheden. De opmerkingen die in het eerste rapport van de reclassering staan met betrekking tot deze wegingsfactoren zijn onveranderd. Dat verdachte een andere, meer leidende, rol dan [medeverdachte] heeft gehad bij het strafbare handelen, volgt niet uit het dossier, zodat er geen contra-indicatie is voor het toepassen van jeugdstrafrecht. Dit betekent dat de rechtbank bij de strafoplegging het jeugdstrafrecht zal toepassen.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat er op 22 en 26 mei 2025 strafbeschikkingen tegen verdachte zijn uitgevaardigd, wegens het rijden zonder (geldig) rijbewijs. Gelet hierop is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Daarnaast blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij op 23 februari 2022 is veroordeeld voor een straatroof en poging tot afpersing gepleegd op 12 oktober 2020 en voor een mishandeling gepleegd op 15 september 2020. Hij is voor wat betreft de feiten 1 en 2 dus eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, waardoor sprake is van recidive. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee, evenals het feit dat verdachte ten tijde van de overval nog in een proeftijd liep.
Daar staat tegenover dat de rechtbank in strafverminderende zin rekening houdt met de elektronische monitoring van verdachte via een enkelband gedurende zo’n zeven maanden tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis en met het feit dat er inmiddels eenentwintig maanden zijn verstreken na de inverzekeringstelling van verdachte en verdachte dus lang heeft moeten wachten op de behandeling van zijn strafzaak.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf en een deels voorwaardelijke jeugddetentie een passende afdoening is. Zij zal aan verdachte opleggen een werkstraf van 100 uren en een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
Voor de bepaling van de hoogte van de werkstraf en jeugddetentie heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor jeugdigen en naar de hierboven genoemde strafverminderende en -verzwarende omstandigheden die in het geval van verdachte aan de orde zijn.
De rechtbank stelt de proeftijd vast op één jaar, omdat verdachte in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis al sinds medio januari 2024 onder toezicht van de jeugdreclassering staat en hij gedurende die periode kennelijk geen noemenswaardige misstappen heeft begaan.
De bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht acht de rechtbank noodzakelijk om verdachte te monitoren en waar nodig ondersteuning te bieden. Bovendien heeft verdachte, zoals eerder opgemerkt, tot op heden geen openheid van zaken gegeven. Mogelijk komt hier door dit vonnis verandering in en kan hij met de reclassering in gesprek gaan over zijn strafbare handelen. Zij legt de uitvoering van het toezicht bij de volwassenreclassering neer, omdat verdachte inmiddels twintig jaar oud is.
De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, zal in mindering worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 9.117,38 voor feit 1. Dit bedrag is opgebouwd uit € 4.117,38 aan materiële schade, bestaande uit het verlies van verdienvermogen gedurende een periode van vijf en een halve maand, en uit € 5.000,- aan immateriële schade, als gevolg van het psychisch letsel dat de overval heeft veroorzaakt.
De verdediging betwist de vordering.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 1 heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank stelt voorop dat voldoende is onderbouwd dat de overval ingrijpende psychische gevolgen voor de benadeelde partij heeft gehad en nog altijd heeft. Zij is gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en heeft ter zitting de impact van de overval op haar leven duidelijk toegelicht in haar slachtofferverklaring.
Wat betreft de gevorderde materiële schade is het naar het oordeel van de rechtbank evident en voorstelbaar dat de benadeelde partij enige tijd na de overval niet heeft kunnen werken. De rechtbank kan op basis van de door de benadeelde partij overgelegde informatie echter niet op een deugdelijk onderbouwde wijze vaststellen hoe lang zij niet heeft kunnen werken en of dit gedurende de hele periode een uitval van 100% betrof. Om dit te kunnen vaststellen is nadere informatie en/of nader onderzoek nodig, bijvoorbeeld door een (bedrijfs)arts en/of arbeidsdeskundige. Verdere behandeling van dit deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dit deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wat betreft de gevorderde immateriële schade stelt de rechtbank vast dat, gelet op de overgelegde medische informatie waaruit ’geestelijk letsel’ volgt, sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ zoals bedoeld in artikel 6:106, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank baseert dit oordeel op de verklaring van de huisarts van 19 september 2023 en de door de GZ-psycholoog gestelde diagnose PTSS, zoals opgenomen in de brief van 20 oktober 2023. Dit betekent dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding.
Gelet op de aard en ernst van de overval, de gevolgen voor de benadeelde partij voor zover deze nu bekend zijn en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 3.000,- billijk. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van feit 1.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de gevorderde immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal het toe te wijzen schadebedrag van € 3.000,- vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip waarop feit 1 werd gepleegd, te weten 12 september 2023, tot aan de dag der voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. De rechtbank zal, conform de landelijke afspraken hieromtrent, geen gijzeling verbinden aan de schadevergoedingsmaatregel (aantal dagen 0). (vul naam in van de benaddelde partij met alleen voorletters)
De rechtbank stelt vast dat verdachte het feit 1 samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 55, 57, 63, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, locatie Breda (adres Langendijk 34 te Breda), op het telefoonnummer 088-8041505. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 3.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2] (feit 1), € 3.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M.L. Felix, voorzitter tevens kinderrechter, mr. R. Combee en mr. P.E. van Althuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Lemmens, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 september 2025.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 12 september 2023 te Breda, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een diepvriestas,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Lidl (supermarkt gevestigd
aan [adres] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2]
(kassière) en/of [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
twee, althans een of meerdere vuurwapen(s), althans een of meerdere op (een)
vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) te tonen en/of gericht te houden op en/of in
de richting van het gezicht, althans het lichaam van die voornoemde [slachtoffer 2]
en/of
(daarbij) die voornoemde [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: “Doe open,
geef alles wat je hebt!” en/of “al je geld”’ en/of “telefoon”, althans woorden van
gelijke aard en/of strekking en/of
door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen
en/of gericht te houden op en/of in de richting van het lichaam van die
voornoemde [slachtoffer 1] en/of daarbij de woorden toe te voegen: “Naar de
grond!”;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 september 2023 te Breda, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld
de kassière ( [slachtoffer 2] ) van de supermarkt de Lidl (gevestigd aan [adres]
) te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag en/of een
telefoon in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die supermarkt de Lidl
en/of een derde ( [slachtoffer 2] ) toebehoorde(n), immers heeft hij, verdachte,
en/of zijn mededaders,
twee, althans een of meerdere vuurwapen(s), althans een of meerdere op (een)
vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) getoond en/of gericht gehouden op en/of in
de richting van het gezicht, althans het lichaam van die voornoemde [slachtoffer 2]
en/of
(daarbij) die voornoemde [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: “Doe open, geef
alles wat je hebt!” en/of “al je geld”’ en/of “telefoon”, althans woorden van gelijke
aard en/of strekking en/of
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en/of
gericht gehouden op en/of in de richting van het lichaam van [slachtoffer 1]
en/of daarbij de woorden toegevoegd: “Naar de grond!”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 12 september 2023 te Breda, tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen
en/of gericht te houden op en/of in de richting van het lichaam van die
voornoemde [slachtoffer 1] en/of daarbij de woorden toe te voegen: “Naar de
grond!”
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 12 september 2023 te Breda, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
een vuurwapen, te weten een pistool (merk Bruni type P.4) zijnde een vuurwapen
van categorie III (onder 1) van de Wet Wapens en Munitie en/of
een patroonmagazijn, de slede en de kast bestemd en passend in voornoemd
vuurwapen, zijnde een wapen(onderdeel) van categorie III van de Wet Wapens en
Munitie, voorhanden heeft/hebben gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht,
art 55 lid 3 ahf/ond a Wet wapens en munitie)