Op 25 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.L. Baar, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, vertegenwoordigd door mr. L.P. Koster-Braad en M. Melissant. De zaak betreft een omgevingsvergunning die in 2015 van rechtswege aan eiser is verleend, maar pas op 29 juli 2024 door het college is bekendgemaakt. Eiser is het niet eens met deze bekendmaking en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college het besluit van 29 juli 2024 niet op goede gronden heeft genomen, waardoor het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank legt uit dat de tekeningen die bij de vergunning van 29 juli 2024 zijn gevoegd, afwijken van de tekeningen die bij een eerdere onherroepelijke vergunning van 5 oktober 2022 zijn gevoegd. Dit leidt tot verwarring over het gebruik van het pand, wat in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, herroept het primaire besluit en veroordeelt het college in de proceskosten van eiser. Eiser krijgt het door hem betaalde griffierecht vergoed.