Op 11 september 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2019. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, die verzoekt om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de moeder vertegenwoordigd was door haar advocaat, mr. M.M. van der Marel, en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig was. De vader is niet verschenen, ondanks correcte oproeping.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die bij de moeder woont, nog niet volledig is hersteld van ingrijpende gebeurtenissen uit het verleden, waaronder een gewelddadige ex-partner van de moeder. De minderjarige is momenteel in behandeling voor traumatherapie, die naar verwachting medio december 2025 zal zijn afgerond. De GI heeft aangegeven dat er een fysieke omgang tussen de vader en de minderjarige moet komen, maar dat dit pas na de therapie kan worden opgepakt. De moeder steunt het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling, maar vraagt om een tussentijds toetsmoment.
De kinderrechter heeft op basis van de feiten en de overgelegde stukken geoordeeld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen van 18 september 2025 tot 18 september 2026 en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 september 2025 en op schrift gesteld op 29 september 2025. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.