ECLI:NL:RBZWB:2025:64
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling WOZ-waarde van een vrijstaande woning in Breda
Op 8 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 24/5842, waarin belanghebbende beroep aantekende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende vastgesteld op € 1.222.000 per 1 januari 2023. Belanghebbende was het hier niet mee eens en stelde dat de waarde maximaal € 978.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van belanghebbende als de heffingsambtenaar en een taxateur aanwezig waren.
De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen beoordeeld en vastgesteld dat de heffingsambtenaar zijn waardebepaling voldoende had onderbouwd met een taxatiematrix, waarin de waarde van de woning was vergeleken met referentiewoningen. Belanghebbende had ook een eigen taxatierapport overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat beide partijen niet voldoende hadden aangetoond dat hun gekozen referentiewoningen beter vergelijkbaar waren dan die van de tegenpartij. Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de door de heffingsambtenaar vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog was en dat de aanslag ongewijzigd bleef.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed kreeg en ook geen proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.