ECLI:NL:RBZWB:2025:6359

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
11576678 CV 25-1072 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van den Broek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor schoonmaakwerkzaamheden en tegenvordering voor schadevergoeding

In deze zaak vordert een schoonmaakbedrijf betaling van twee facturen voor uitgevoerde schoonmaakwerkzaamheden. De klant betwistte aanvankelijk de verschuldigdheid van de facturen, maar erkende deze tijdens de zitting. De klant vorderde echter ook schadevergoeding voor een lamp die tijdens de werkzaamheden beschadigd zou zijn. De kantonrechter heeft de vordering van het schoonmaakbedrijf toegewezen en de tegenvordering van de klant afgewezen. De klant had onvoldoende bewijs geleverd voor de schade aan de lamp en de kantonrechter oordeelde dat de klant de openstaande facturen moest betalen. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten toegewezen aan het schoonmaakbedrijf. De proceskosten zijn voor rekening van de klant, die in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11576678 \ CV EXPL 25-1072
Vonnis van 17 september 2025
in de zaak van
DE VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA [opdrachtnemer],
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [opdrachtnemer] ,
gemachtigde: Rijken Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[opdrachtgever],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [opdrachtgever] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

[opdrachtnemer] vordert de betaling van twee facturen. Het betreft facturen voor uitgevoerde schoonmaakwerkzaamheden. [opdrachtgever] betwist tot aan de zitting dat zij de facturen verschuldigd is omdat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd en uren in rekening zijn gebracht waarop geen werkzaamheden zijn uitgevoerd. Ter zitting erkent zij de vordering van [opdrachtnemer] alsnog. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden is schade ontstaan aan een lamp. [opdrachtgever] vordert de kosten van een nieuwe lamp van [opdrachtnemer] . De kantonrechter wijst de vordering van [opdrachtnemer] toe. De vordering van [opdrachtgever] en het beroep op verrekening worden afgewezen. De kantonrechter licht haar oordeel hieronder toe.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 april 2025
- de mondelinge behandeling van 17 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[opdrachtnemer] heeft in september en oktober 2024 schoonmaakwerkzaamheden uitgevoerd voor [opdrachtgever] .
3.2.
[opdrachtnemer] heeft deze werkzaamheden op 3 oktober 2024 en 3 november 2024 in rekening gebracht bij [opdrachtgever] door middel van de facturen met de nummers [factuurnummer 1] en [factuurnummer 2] .
3.3.
De facturen zijn onbetaald gebleven.
3.4.
Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden is schade ontstaan aan een (gedeelte van een) lamp van [opdrachtgever] .

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[opdrachtnemer] vordert - samengevat - veroordeling van [opdrachtgever] tot betaling van € 779,36, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
[opdrachtgever] voert verweer. [opdrachtgever] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [opdrachtnemer] . [opdrachtgever] voert aan dat zij de facturen niet hoeft te voldoen omdat zij schade heeft geleden die voortvloeit uit de door [opdrachtnemer] uitgevoerde werkzaamheden. Zij beroept zich op verrekening.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
[opdrachtgever] vordert - samengevat - veroordeling van [opdrachtnemer] tot betaling van een schadevergoeding van € 1.500,00, vermeerderd met rente en kosten. Ter zitting vermindert [opdrachtgever] deze eis in die zin dat zij uitdrukkelijk aangeeft dat zij niet meer vordert dan het bedrag dat zij gehouden is te betalen in conventie.
4.5.
[opdrachtnemer] voert verweer. [opdrachtnemer] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [opdrachtgever] , met veroordeling van [opdrachtgever] in de kosten van deze procedure.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en reconventie
[opdrachtgever] moet de openstaande facturen betalen
5.1.
[opdrachtnemer] vordert betaling van twee openstaande facturen in verband met in opdracht en voor rekening van [opdrachtgever] uitgevoerde schoonmaakwerkzaamheden. Hoewel [opdrachtgever] de verschuldigdheid van de facturen tijdens de rolzitting van 12 maart 2025 nog heeft betwist, heeft zij op de zitting van 17 juli 2025 expliciet aangegeven de verschuldigdheid van de facturen niet langer te betwisten. [opdrachtgever] is bereid de openstaande facturen te voldoen maar zij wil een tegenvordering met de openstaande facturen verrekenen.
5.2.
De kantonrechter zal de vordering van [opdrachtnemer] in beginsel toewijzen.
De tegenvordering van [opdrachtgever] wordt afgewezen
5.3.
[opdrachtgever] stelt dat zij een tegenvordering heeft doordat tijdens de uitvoering van de schoonmaakwerkzaamheden door [opdrachtnemer] schade is ontstaan aan een lamp. Zij doet tevens een beroep op verrekening. Ter zitting heeft [opdrachtgever] de tegenvordering – die in eerste instantie € 1.500,00 was – verminderd tot (maximaal) het bedrag dat zij verschuldigd is aan [opdrachtnemer] . [opdrachtgever] heeft toegelicht dat zij een eventueel positief verschil tussen haar tegenvordering en de openstaande facturen in conventie niet (langer) vordert. De kantonrechter neemt deze gewijzigde eis tot uitgangspunt bij de beoordeling van de vordering.
5.4.
[opdrachtgever] baseert haar vordering op de enkele stelling dat er tijdens de door [opdrachtnemer] uitgevoerde werkzaamheden een lamp kapot is gegaan en dat zij hierdoor € 1.500,00 schade heeft geleden. Ter zitting heeft [opdrachtgever] toegelicht dat zij een lamp had hangen die bestaat uit meerdere glazen bollen en dat na de schoonmaakwerkzaamheden meerdere lampjes het niet meer deden waardoor zij genoodzaakt was een nieuwe lamp aan te schaffen. De kosten van die nieuwe lamp waren volgens [opdrachtgever] 1.500 euro. Zij onderbouwt dit standpunt verder niet of in ieder geval onvoldoende. Zij heeft ook geen stukken overgelegd. [opdrachtgever] heeft hierover op ter zitting aangegeven dat zij per e-mail een factuur aan de rechtbank heeft toegestuurd. Deze e-mail heeft de kantonrechter niet ontvangen.
5.5.
[opdrachtnemer] betwist op zichzelf niet dat tijdens de schoonmaak één van de glazen bollen van de lamp kapot is gesprongen. Zij betwist wel dat zij daarvoor aansprakelijk is en zij betwist de hoogte van de schade die daaruit is voortgevloeid.
5.6.
Ter zitting heeft [opdrachtgever] een factuur laten zien die betrekking heeft op een lamp. De kantonrechter heeft begrepen dat het gaat om een factuur van de aanschaf van een nieuwe lamp. Met de enkele factuur voor de aanschaf van een nieuwe lamp is de vordering van [opdrachtgever] naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende gemotiveerd onderbouwd. Het had naar het oordeel van de kantonrechter op de weg van [opdrachtgever] gelegen om meer duidelijk te verschaffen over zaken als: waarom [opdrachtnemer] aansprakelijk is voor schade aan de lamp, welke lamp zij had hangen, wanneer zij die gekocht had, wat de schade aan de lamp precies was, dat de schade enkel was te herstellen door volledige vervanging van de lamp, etc.
5.7.
De kantonrechter zal [opdrachtgever] niet (opnieuw) de gelegenheid geven haar vordering (alsnog) te onderbouwen. Door [opdrachtnemer] is uitdrukkelijk aan [opdrachtgever] gevraagd een factuur te overleggen, de kantonrechter heeft [opdrachtgever] op de rolzitting van 12 maart 2025 de mogelijkheid gegeven om bij een aanvullend antwoord de factuur in te dienen en in het tussenvonnis van 9 april 2025 is uitdrukkelijk de mogelijkheid vermeld om voorafgaand aan de zitting stukken in te dienen. [opdrachtgever] heeft van de geboden mogelijkheden geen gebruik gemaakt.
Conclusie
5.8.
Bovenstaande leidt tot de conclusie dat [opdrachtgever] de hoofdsom van € 779,36 aan [opdrachtnemer] moet betalen. Het beroep op verrekening slaagt niet en de tegenvordering wordt afgewezen omdat deze onvoldoende gemotiveerd is onderbouwd.
[opdrachtgever] moet ook de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten betalen
5.9.
Nu de gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen, moeten ook de vorderingen ten aanzien van de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten worden beoordeeld.
5.10.
Door [opdrachtnemer] wordt wettelijke handelsrente gevorderd over de hoofdsom. De kantonrechter zal in plaats van de wettelijke handelsrente de wettelijke rente toekennen nu er geen sprake is van een handelstransactie. De wettelijke rente over de hoofdsom zal worden toegewezen vanaf de vervaldata van de facturen, zijnde 17 oktober 2024 respectievelijk 17 november 2024.
5.11.
[opdrachtnemer] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [opdrachtgever] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de in dat geval geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. [opdrachtnemer] heeft aan [opdrachtgever] een of meer aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. [opdrachtnemer] heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. De gevorderde btw zal worden afgewezen, omdat [opdrachtnemer] niet heeft gesteld waarom dat btw verschuldigd is over de buitengerechtelijk kosten. [opdrachtnemer] heeft niet gesteld dat geen ondernemer te zijn op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie te hebben verricht. Daarom zal een bedrag van € 116,90 in plaats van het gevorderde bedrag van € 141,45 worden toegewezen.
5.12.
[opdrachtgever] is (zowel in conventie al in reconventie) in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Nu voor de procedure in reconventie geen extra proceshandelingen zijn verricht, zal de kantonrechter voor deze procedure gaan extra punten toekennen. De proceskostenveroordeling zal dus enkel worden gebaseerd op de in conventie verrichte proceshandelingen. De proceskosten van [opdrachtnemer] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
340,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
822,95
5.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [opdrachtgever] om aan [opdrachtnemer] te betalen een bedrag van € 779,36, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over:
- het (factuur)bedrag van € 460,53, met ingang van 17 oktober 2025,
- het (factuur)bedrag van € 318,83,met ingang van 17 november 2025,
telkens tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [opdrachtgever] om aan [opdrachtnemer] te betalen een bedrag van € 116,90 aan buitengerechtelijke kosten,
6.3.
veroordeelt [opdrachtgever] in de proceskosten van € 822,95, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [opdrachtgever] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
veroordeelt [opdrachtgever] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.7.
wijst de vorderingen van [opdrachtgever] af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Broek en in het openbaar uitgesproken op 17
september 2025.