Uitspraak
1.De procedure
- de akte van [huurder]
- het getuigenverhoor van 26 mei 2025
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter op 17 september 2025 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen een huurder en de Vereniging Laurentius. De huurder, die zijn vader op 26 december 2023 heeft verloren, heeft een vordering ingesteld om de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd voort te zetten. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis van 18 december 2024 al overwogen dat de huurder voldoende bewijs moest leveren van een duurzame gemeenschappelijke huishouding met zijn vader. De huurder heeft dit bewijs geleverd door getuigenverklaringen en documentatie over gezamenlijke activiteiten en financiële zaken. De getuigen hebben verklaard dat de huurder en zijn gezin samen met de vader een huishouden hebben gedeeld, wat de kantonrechter als voldoende bewijs heeft aangemerkt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat aan de vereisten van artikel 7:268 BW is voldaan, en heeft de vordering van de huurder toegewezen. Laurentius, de gedaagde partij, is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten vergoeden. De kantonrechter heeft ook de ontruimingsvordering van Laurentius afgewezen, omdat de huurder niet zonder recht of titel in de woning verblijft. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in zaken rondom huurovereenkomsten en de voorwaarden voor een duurzame gemeenschappelijke huishouding.