Op 22 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2010, die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak werd behandeld met gesloten deuren op 8 september 2025, waar de officier van justitie, mr. H.E. Thijssen-De Haze, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte heeft samen met een ander een telefoon van een slachtoffer gestolen, waarbij geweld is gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd, en de rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie van een maand, met een proeftijd van een jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en dat er een laag recidiverisico is, maar dat er ook risico's zijn die politiecontacten in de toekomst kunnen vergroten. De rechtbank heeft de verdachte aangesproken op zijn gedrag en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer en de samenleving.
De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal, gevolgd van geweld, gepleegd door twee verenigde personen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de opgelegde straffen, met de voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 22 september 2025.