ECLI:NL:RBZWB:2025:6346

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
25/3616
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in belastingkwestie met betrekking tot kwijtschelding en saneringsregeling

Op 22 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen [belanghebbende] B.V. en de ontvanger van de Belastingdienst, met zaaknummer BRE 25/3616. De rechtbank is kennelijk onbevoegd om te oordelen over het verzoek van belanghebbende tot kwijtschelding van belastingschulden en het treffen van een saneringsregeling. Dit verzoek was eerder afgewezen door de Belastingdienst, waarna belanghebbende beroep had ingesteld. De rechtbank oordeelt dat de belastingrechter niet bevoegd is om te oordelen over deze verzoeken, aangezien deze niet onder de bevoegdheid van de belastingrechter vallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen beroep openstaat bij de belastingrechter of de algemene bestuursrechter, en dat de civiele rechter ter zake bevoegd is. De rechtbank heeft het beroepschrift niet doorgestuurd naar de bevoegde rechter en heeft geconcludeerd dat belanghebbende geen griffierecht heeft betaald, waardoor er geen aanleiding is om griffierecht terug te geven. De uitspraak is gedaan zonder zitting, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 25/3616

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de ontvanger van de Belastingdienst.

Inleiding

1. Belanghebbende heeft verzocht om kwijtschelding van belastingschulden en/of het treffen van een saneringsregeling. Deze verzoeken zijn bij brief van 30 januari 2025 afgewezen. Belanghebbende heeft (administratief) beroep ingesteld tegen deze afwijzing bij de directeur van de Belastingdienst. Dit beroep is bij uitspraak van 16 juni 2025 afgewezen
1.1.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de in bedoelde uitspraak van 16 juni 2025. Zij verzoekt de rechtbank om de Belastingdienst te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan een kwijtscheldings- en saneringsregeling en om de Belastingdienst te veroordelen tot het betalen van een vergoeding van schade die is geleden ten gevolge van de Coronalockdowns.
1.2.
Omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De belastingrechter is als uitgangspunt niet bevoegd te oordelen over kwijtschelding van belastingschulden, het treffen van een saneringsregeling en het toekennen van een schadevergoeding in verband met Coronalockdowns. [1] Slechts met betrekking tot bepaalde beslissingen van de ontvanger is de belastingrechter bevoegd. De beslissing van de ontvanger of de directeur van de Belastingdienst op een verzoek om kwijtschelding en/of het treffen van een saneringsregeling behoort daartoe niet. Er staat daarom geen beroep open bij de belastingrechter en ook niet bij de algemene bestuursrechter. De civiele rechter is ter zake bevoegd.
2.1.
Hetzelfde geldt voor zover belanghebbende verzoekt om een schadevergoeding in verband met Coronalockdowns. Voor zover de schade is gelegen in het handelen van de Belastingdienst ter zake van het verzoek om kwijtschelding en/of het treffen van een saneringsregeling, is beroep bij de belastingrechter uitgezonderd, omdat de belastingrechter ook niet bevoegd is over het besluit zelf te oordelen. [2] Voor het overige is ook niet gesteld dat de schade is veroorzaakt door een (ander) besluit van de Belastingdienst, waarover de belastingrechter wel bevoegd zou zijn om te oordelen.
2.2.
De rechtbank heeft het beroepschrift niet doorgestuurd naar de bevoegde rechter. Voor een procedure bij de civiele rechter is, in een aantal gevallen, vertegenwoordiging door een advocaat verplicht.

Conclusie en gevolgen

3. De rechtbank is onbevoegd.
3.1.
Belanghebbende heeft geen griffierecht betaald. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om griffierecht terug te geven.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier, op 22 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:5 van de Awb en artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak die behoort bij de Awb. In dat artikel 1 wordt de Invorderingswet 1990 genoemd.
2.Dat staat in artikel 8:88, tweede lid, van de Awb.