ECLI:NL:RBZWB:2025:634

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
02-075390-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot doodslag en bewezenverklaring van openlijke geweldpleging in vereniging

Op 7 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 februari 2023 betrokken was bij een gewelddadig voorval tijdens carnaval in Alphen-Chaam. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging tegen een slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de poging tot doodslag niet bewezen kon worden, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte de kans op de dood van het slachtoffer bewust had aanvaard. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deze beschuldiging. Echter, de openlijke geweldpleging werd wel bewezen verklaard, aangezien de verdachte samen met medeverdachten geweld had gepleegd tegen het slachtoffer, wat leidde tot letsel. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uren op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, waarbij groepsaansprakelijkheid werd vastgesteld, wat betekent dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het geweld is veroorzaakt. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld en de impact op de samenleving, en rekende het de verdachte aan dat hij bijgedragen had aan de onveiligheid in de openbare ruimte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-075390-23
vonnis van de meervoudige kamer van 7 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2003, te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
raadsman mr. M.H.A. Horsch, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.L. Warmoeskerken, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De zaak van verdachte is gelijktijdig behandeld met de zaak tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (02-178650-23) en [medeverdachte 2] (02-178682-23)..

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:op 21 februari 2023 in [plaats] [slachtoffer] tegen het hoofd heeft geschopt en geslagen en heeft geprobeerd hem op die manier om het leven te brengen, dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 2:die dag openlijk geweld heeft gepleegd door met anderen tegen het hoofd/gezicht en lichaam van die [slachtoffer] te slaan/stompen en of trappen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde poging tot doodslag (feit 1) en de openlijke geweldpleging (feit 2). Zij baseert zich daarbij op de camerabeelden, de getuigenverklaringen, de aangifte, de letselverklaring en de deels bekennende verklaring van verdachte ter zitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte met kracht heeft getrapt tegen het hoofd van [slachtoffer] . Er is daarom geen sprake van een aanmerkelijke kans op de dood van, dan wel op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] , en dus ook niet van bewuste aanvaarding van die kans. Verdachte dient daarom van feit 1 te worden vrijgesproken.
Bij feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op de avond van 21 februari 2023 vierden [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] carnaval in [plaats] . Ook [slachtoffer] was daar aanwezig. Op enig moment is in het cultureel centrum een conflict ontstaan. [slachtoffer] werd buiten gezet door de beveiliging. [verdachte] is toen ook naar buiten gegaan, waar hij [slachtoffer] heeft gezien en is vervolgens weer naar binnen gegaan om zijn vrienden te halen. Toen hij weer buiten was, is [verdachte] direct naar [slachtoffer] gelopen en heeft een slaande beweging richting het hoofd van [slachtoffer] gemaakt. [slachtoffer] maakte vervolgens slaande bewegingen richting [verdachte] en [verdachte] maakte slaande en trappende bewegingen in de richting van [slachtoffer] . Op dit moment mengde [medeverdachte 1] zich in het gevecht. Hij sloeg [slachtoffer] op de rug, legde een soort nekklem aan en bracht hem naar de grond. Op het moment dat [slachtoffer] op de grond lag, trapte [verdachte] , die sneakers droeg, hem tegen het lichaam. Hierna stonden [verdachte] , [medeverdachte 1] en een derde persoon om [slachtoffer] heen, terwijl laatstgenoemde, liggend op de grond, trappende bewegingen naar omstanders maakte. [verdachte] probeerde de voeten van [slachtoffer] vast te pakken. Op dat moment trapte de derde persoon tegen de rug van [slachtoffer] , waarna [slachtoffer] trappende bewegingen maakte richting deze persoon. Hierna trapte ook [verdachte] een keer tegen het lichaam van [slachtoffer] . Nadat [medeverdachte 1] en de derde persoon van [slachtoffer] waren weggelopen en enkele omstanders naar [slachtoffer] waren toegelopen teneinde het gevecht te beëindigen, liep [verdachte] langs de rechterkant van [slachtoffer] naar zijn hoofd toe en trapte hij met zijn rechtervoet in de richting van het achterhoofd en de schouders van [slachtoffer] . [slachtoffer] lag op dat moment op de grond met zijn hoofd opgericht en keek in de richting van [verdachte]
.Na de trap bewogen zijn bovenlichaam en hoofd naar rechts. [slachtoffer] tilde vervolgens zijn hoofd op, waarna [verdachte] met gebalde vuist drie keer in de richting van het hoofd sloeg, waarvan twee slagen in ieder geval raak waren. Hij werd toen tegengehouden door een omstander, maar maakte nog een korte trappende beweging richting het gezicht van [slachtoffer] . [slachtoffer] lag nog steeds op de grond met opgeheven hoofd en greep naar zijn hoofd. [slachtoffer] is hierna op de grond blijven liggen en later met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Aldaar is geconstateerd dat het letsel bestond uit een blauwe verkleuring op de rechterwang voor het oor en een scheurwond van ca 1 cm onder het oog. [slachtoffer] is enige tijd buiten bewustzijn geweest en heeft een zware hersenschudding opgelopen. Uit informatie van de radioloog blijkt dat sprake was van weke delen letsel. De CT-scans van aangezicht, hersenen en nekwervels lieten geen traumatische afwijkingen zien. Wegens aanhoudende klachten werd [slachtoffer] gezien door de neuroloog die concludeerde dat sprake is van posttraumatische spanningshoofdpijn met concentratieproblemen, vermoeidheid en vergeetachtigheid.
Met betrekking tot de trap van [verdachte] richting het achterhoofd van [slachtoffer] heeft een aantal getuigen een verklaring afgelegd. Een van deze getuigen verklaarde dat verdachte [slachtoffer] met deze trap raakte ter hoogte van het bovenlichaam dan wel het hoofd. Verschillende getuigen hebben verklaard dat deze trap het hoofd van [slachtoffer] heeft geraakt. Een getuige beschrijft de trap als een trap tegen een voetbal.
Op grond van de voornoemde feiten en de bewijsmiddelen zoals genoemd onder dit vonnis, stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] in ieder geval een keer met kracht en met de wreef van een geschoeide voet (sneaker) tegen het achterhoofd heeft getrapt en twee keer met gebalde vuist bovenop het hoofd heeft geslagen. Het hoofd is een kwetsbaar deel van het lichaam en bij forse geweldsuitoefening daarop bestaat de kans dat iemand zwaar lichamelijk letsel oploopt of komt te overlijden. De rechtbank is van oordeel dat de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk was en dat [verdachte] deze bewust heeft aanvaard. De rechtbank kan echter niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de geweldsuitoefening, zoals deze in het onderhavige geval heeft plaatsgevonden in de gegeven omstandigheden, een naar algemene ervaringsregels reële en niet onwaarschijnlijke mogelijkheid op het overlijden van het slachtoffer met zich heeft gebracht
.In dit verband is onder meer van belang dat het slachtoffer op het moment van de trap niet geheel weerloos op de grond lag
.Voorts is niet uit te sluiten dat de trap, zoals verdachte en een getuige verklaren, niet alleen het hoofd maar ook het bovenlichaam heeft geraakt, als gevolg waarvan de kracht waarmee het hoofd is geraakt mogelijk is verminderd. De rechtbank neemt bij haar oordeel tevens in aanmerking dat [slachtoffer] niet direct als gevolg van de trap en de slagen buiten bewustzijn is geraakt en dat het initiële letsel als gevolg van de vechtpartij, voor zover dit het hoofdletsel betreft, beperkt was tot wat in het ziekenhuis is vastgesteld. Het voorgaande brengt mee dat niet gezegd kan worden dat verdachte de mogelijkheid dat [slachtoffer] als gevolg van het op hem uitgeoefende geweld zou komen te overlijden bewust heeft aanvaard. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de ten laste gelegde poging tot doodslag. De poging om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen oordeelt de rechtbank bewezen.
Daarnaast acht de rechtbank ook het openlijke geweld, zoals ten laste is gelegd onder feit 2, wettig en overtuigend bewezen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en zijn medeverdachte, alsook nog een derde persoon, gezamenlijk geweld hebben gepleegd op de openbare weg jegens [slachtoffer] . Zoals hiervoor is overwogen, is [slachtoffer] meerdere keren tegen het lichaam/hoofd geslagen en getrapt. Verdachte en zijn medeverdachte hebben beiden door hun gedragingen een substantiële bijdrage geleverd aan het geweld.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 21 februari 2023 te [plaats] , gemeente Alphen -Chaam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] op de grond was gevallen/op de grond lag) eenmaal met kracht tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt en/of meermalen met kracht tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 21 februari 2023 te [plaats] , gemeente Alphen -Chaam, , openlijk, te weten aan het [straat] in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer]
- meermalen te slaan en/of te stompen tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam, en
- meermalen te schoppen tegen het hoofd en/of lichaam.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest. Er is sprake van eendaadse samenloop. Tevens vordert de officier van justitie een contactverbod op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat een taakstraf, eventueel aangevuld met een voorwaardelijk strafdeel, een passendere straf is dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging in vereniging door op de carnavalsavond van 21 februari 2023 [slachtoffer] tegen het hoofd en lichaam te schoppen en te stompen. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Door zijn handelen heeft verdachte bij aangever veel pijn, letsel en psychisch leed veroorzaakt, wat ook is gebleken uit de ter terechtzitting door de moeder van [slachtoffer] voorgelezen slachtofferverklaring. Hieruit bleek ook dat de gevolgen van die bewuste avond nog steeds doorwerken in het dagelijks leven van [slachtoffer] . Wat een leuke avond had moeten zijn, is voor [slachtoffer] in een nachtmerrie veranderd. Daarbij heeft dit soort uitgaansgeweld grote negatieve invloed op de samenleving. Het gevoel van onveiligheid en intolerantie in de openbare ruimte wordt hierdoor versterkt. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met zijn gedrag hieraan heeft bijgedragen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft een blanco strafblad. Volgens het reclasseringsadvies van 20 december 2024 zijn er geen zorgen over verdachte en zijn er geen interventies nodig. Verdachte functioneert conform kalenderleeftijd en kan volgens het volwassenenstrafrecht worden berecht. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het tijdsverloop in de strafprocedure. Het heeft bijna twee jaar geduurd voordat de zaak op zitting is behandeld. Dit alles afwegend, acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uren met aftrek van voorarrest, bij niet uitvoeren te vervangen door 120 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van twee jaar opleggen.
Hoewel de officier van justitie heeft gevorderd een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen, zal de rechtbank hiertoe niet beslissen. Een vrijheidsbeperkende maatregel kan worden opgelegd om de maatschappij te beveiligen of om te voorkomen dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt. Niet is gebleken dat er sprake is van een dergelijk risico. Er is in onderhavig geval dan ook geen wettelijke grondslag om een dergelijke maatregel op te leggen.

7.De benadeelde partij

[slachtoffer]vordert een schadevergoeding van
€ 18.954,22.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
[slachtoffer] stelt dat hij als gevolg van de mishandeling de volgende schade heeft geleden:
kosten eigen risico zorgverzekering 2023 en 2024 € 653,62
schade bril € 289,00
beschadigd carnavalspak € 43,90
verlies fietslampjes € 109,90
kosten optometrisch onderzoek € 50,00
reiskosten chiropractor € 231,66
verlies arbeidsvermogen € 9.940,39
medische kosten € 5.110,39
reiskosten revalidatie € 525,36
immaterieel nadeel € 2.000,00
Hij stelt dat hij als gevolg van de mishandeling letsel heeft opgelopen, zoals hiervoor in dit vonnis is vermeld. In aanvulling daarop stelt hij dat hij aanhoudende klachten heeft van hoofdpijn, duizeligheid, vermoeidheid en pijn in de nek. Daarnaast heeft hij moeite om te focussen. In verband met deze klachten is hij behandeld door een neuroloog en staat hij onder behandeling van een chiropractor die een ‘post concussion syndroom’ heeft vastgesteld. Als gevolg van het letsel heeft hij enige tijd niet kunnen werken en is zijn contract voor de duur van een jaar met zijn werkgever niet verlengd. Hierdoor heeft hij inkomsten gemist, zo stelt [slachtoffer] .
De hiervoor onder a, c, e, f, h en i genoemde schadeposten zijn niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, met uitzondering van een vermindering van € 200,00 van de medische kosten in verband met een jaarlijkse vergoeding door de verzekeraar, waarvan [slachtoffer] naar voren heeft gebracht dat hij die abusievelijk niet heeft meegenomen. De vordering is in zoverre toewijsbaar.
Voor zover de vordering de schade van de bril (onder b) betreft, heeft de verdediging terecht aangevoerd dat de schade bestaat uit het verlies van de waarde van de bril ten tijde van de mishandeling en niet, zoals [slachtoffer] heeft bepleit, uit de kosten van een vervangende nieuwe bril. De rechtbank begroot de voornoemde waarde, rekening houdend met de leeftijd van de bril en de aanschafwaarde, op € 50,00. In zoverre is de vordering toewijsbaar.
Voor zover de vordering het verlies van de fietslampjes (onder d) betreft, dient deze te worden afgewezen. [verdachte] heeft weersproken dat deze schade als gevolg van de mishandeling is ontstaan. De stelling van [slachtoffer] volgend die inhoudt dat deze fietslampjes in zijn jas zaten die bij het cultureel centrum is achtergebleven en dat die kennelijk door iemand uit zijn jas zijn gepakt, kan de schade niet redelijkerwijs als gevolg van de mishandeling worden toegerekend aan [verdachte] .
Wat het verlies aan arbeidsvermogen (onder g) betreft, heeft [verdachte] in het licht van de door [slachtoffer] overgelegde stukken onvoldoende gemotiveerd weersproken dat [slachtoffer] als gevolg van het opgelopen letsel niet in staat is geweest om de ingevolge het jaarcontract te verrichten arbeid uit te voeren en daardoor de gestelde inkomsten heeft gemist. Deze schade bestaat in de netto gederfde inkomsten, zodat ten onrechte de gederfde bruto inkomsten zijn gevorderd. De rechtbank begroot deze schade met inachtneming van een loonbelasting van 40% op € 2.736,07 (0,6 x € 4.560,12) en zal de vordering in zoverre toewijzen.
[verdachte] heeft voldoende gemotiveerd betwist dat het jaarcontract van [slachtoffer] in de hypothetische situatie zonder mishandeling zou zijn verlengd. Op dit punt is nader debat en eventuele bewijsvoering nodig, waartoe dit strafgeding zich niet leent. [slachtoffer] zal in zoverre niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Gelet op de aard en ernst van het letsel en de gestelde en niet weersproken gevolgen daarvan voor [slachtoffer] , alsmede gelet op de bedragen die door rechters in vergelijkbare gevallen worden toegekend, oordeelt de rechtbank het gevorderde bedrag aan smartengeld billijk. Ook deze vordering is toewijsbaar.
Concluderend is een bedrag van € 9.201,00 wegens materiële schade en een bedrag van € 2.000,00 wegens immaterieel nadeel toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan tot de dag van voldoening. Voor zover de vordering de fietslampjes betreft, dient deze te worden afgewezen. Voor het overige zal [slachtoffer] in zijn vordering niet ontvankelijk worden verklaard. Dat deel van de vordering kan desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid
In de gevallen waarin het geweld door verdachte in vereniging met één of meer anderen is gepleegd, stelt de rechtbank vast dat in civielrechtelijk opzicht sprake is van groepsaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dit brengt met zich dat iedere bij het groepsgeweld betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan geleden schade. Er is namelijk steeds sprake geweest van bewuste gezamenlijke deelname aan gewelddadige gedragingen in groepsverband en tussen die gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Groepsgeweld tegen een persoon (of personen) brengt de kans met zich dat aan die persoon of personen letsel of andere schade wordt toegebracht, en verdachte heeft dat risico voor lief genomen. Door gewelddadige deelname aan de groep zijn verdachte en zijn mededader naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Voor aansprakelijkheid krachtens artikel 6:166 BW is niet vereist dat een individu uit de groep zelf de schade heeft veroorzaakt om daarvoor in civielrechtelijke zin aangesproken te kunnen worden. De regeling beoogt buiten twijfel te stellen dat een deelnemer aan onrechtmatige gedragingen in groepsverband zich niet aan aansprakelijkheid voor de daaruit ontstane schade kan onttrekken met het causaliteitsverweer dat de schade ook zonder zijn deelneming aan de groep zou zijn ontstaan.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 55, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 tenlastegelegde poging tot doodslag;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
eendaadse samenloop van een poging tot zware mishandeling
(feit 1)en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
(feit 2);
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van
€ 11.201,=,waarvan € 9.201,= aan materiële schade en € 2.000,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het bedrag van € 109,90 (fietslampjes) af;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] (feit 1 en 2), € 11.201,=te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
91 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. C.E.M. Marsé, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 februari 2025.
Mr. Louwerse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te [plaats] , gemeente Alphen -Chaam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] op de grond was gevallen/op de grond lag) meermalen, althans eenmaal met kracht tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 287 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te [plaats] , gemeente Alphen -Chaam, althans in Nederland, openlijk, te weten aan het W. [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen tegen het gezicht en/of hoofd en/of
lichaam, en/of
- meermalen, althans eenmaal, te schoppen en/of te trappen tegen het hoofd en/of lichaam;
(Artikel art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)1.