In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde partij. De gedaagde erkent een betalingsachterstand te hebben bij VGZ en heeft eerder een betalingsregeling niet nagekomen. Ondanks haar verzoek om een nieuwe betalingsregeling, kan de kantonrechter geen betalingsregeling opleggen aan partijen. De vordering van VGZ tot betaling van € 2.500,00 wordt toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde een betalingsachterstand heeft laten ontstaan en dat VGZ recht heeft op betaling van het openstaande bedrag. De rechtbank heeft de proceskosten aan de gedaagde opgelegd, omdat deze in het ongelijk is gesteld. De totale proceskosten zijn begroot op € 837,14, inclusief kosten van de dagvaarding, griffierecht en salaris van de gemachtigde. De gedaagde moet het toegewezen bedrag en de proceskosten binnen veertien dagen na aanschrijving betalen, met wettelijke rente vanaf 27 maart 2025. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.