ECLI:NL:RBZWB:2025:633

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
02-178650-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging met groepsaansprakelijkheid

Op 21 februari 2023 vond in Alphen een openlijke geweldpleging plaats waarbij de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het slaan en trappen van het slachtoffer, wat resulteerde in ernstig letsel. De rechtbank heeft de zaak op 24 januari 2025 inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld en dat hij strafrechtelijk aansprakelijk is voor de daden van de groep. De rechtbank legde een taakstraf van 150 uren op, met vervangende hechtenis van 75 dagen bij niet-naleving. Daarnaast werd de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade aan de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 18.954,22 vorderde. De rechtbank kende een bedrag van € 11.201,00 toe aan de benadeelde partij, bestaande uit materiële en immateriële schade, en legde de schadevergoedingsmaatregel op. De rechtbank benadrukte de impact van het geweld op de samenleving en de noodzaak om dergelijke daden te bestraffen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-178650-23
vonnis van de meervoudige kamer van 7 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2003, te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. E.M.J. Thomas, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.L. Warmoeskerken, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De zaak van verdachte is gelijktijdig behandeld met de zaak tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (02-075390-23) en [medeverdachte 2] (02-178682-23).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 21 februari 2023 in Alphen openlijk geweld heeft gepleegd door met anderen tegen het hoofd/gezicht en lichaam van [slachtoffer] te slaan/stompen en of trappen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde openlijke geweldpleging heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op de aangifte, de informatie over het letsel, de camerabeelden, de getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte ter zitting van 24 januari 2025.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de tenlastegelegde openlijke geweldpleging, maar dat de rol van verdachte bij het gepleegde geweld heel beperkt is geweest. Hij heeft slechts eenmaal tegen het lichaam van [slachtoffer] geslagen en hem tegen de grond gewerkt. Verdachte heeft zich daarna gedistantieerd van het geweld en is dan ook niet verantwoordelijk voor het geweld dat daarna op [slachtoffer] werd uitgeoefend. Daarvoor dient partieel vrijspraak te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op de avond van 21 februari 2023 vierden [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] carnaval in Alphen. Ook [slachtoffer] was daar aanwezig. Op enig moment is in het cultureel centrum een conflict ontstaan. [slachtoffer] werd buiten gezet door de beveiliging. [medeverdachte 1] is toen ook naar buiten gegaan, waar hij [slachtoffer] heeft gezien en is vervolgens weer naar binnen gegaan om zijn vrienden te halen. Toen hij weer buiten was, is [medeverdachte 1] direct naar [slachtoffer] gelopen en heeft een slaande beweging richting het hoofd van [slachtoffer] gemaakt. [slachtoffer] maakte vervolgens slaande bewegingen richting [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] maakte slaande en trappende bewegingen in de richting van [slachtoffer]. Op dit moment mengde [verdachte] zich in het gevecht. Hij sloeg [slachtoffer] op de rug, legde een soort nekklem aan en bracht hem naar de grond. Op het moment dat [slachtoffer] op de grond lag, trapte [medeverdachte 1], die sneakers droeg, hem tegen het lichaam. Hierna stonden [medeverdachte 1], [verdachte] en een derde persoon om [slachtoffer] heen, terwijl laatstgenoemde, liggend op de grond, trappende bewegingen naar omstanders maakte. [medeverdachte 1] probeerde de voeten van [slachtoffer] vast te pakken. Op dat moment trapte de derde persoon tegen de rug van [slachtoffer], waarna [slachtoffer] trappende bewegingen maakte richting deze persoon. Hierna trapte ook [medeverdachte 1] een keer tegen het lichaam van [slachtoffer]. Nadat [verdachte] en de derde persoon van [slachtoffer] waren weggelopen en enkele omstanders naar [slachtoffer] waren toegelopen teneinde het gevecht te beëindigen, liep [medeverdachte 1] langs de rechterkant van [slachtoffer] naar zijn hoofd toe en trapte hij met zijn rechtervoet in de richting van het achterhoofd en de schouders van [slachtoffer]. [slachtoffer] lag op dat moment op de grond met zijn hoofd opgericht en keek in de richting van [medeverdachte 1]
.Na de trap bewogen zijn bovenlichaam en hoofd naar rechts. [slachtoffer] tilde vervolgens zijn hoofd op, waarna [medeverdachte 1] met gebalde vuist drie keer in de richting van het hoofd sloeg, waarvan twee slagen in ieder geval raak waren. Hij werd toen tegengehouden door een omstander, maar maakte nog een korte trappende beweging richting het gezicht van [slachtoffer]. [slachtoffer] lag nog steeds op de grond met opgeheven hoofd en greep naar zijn hoofd. [slachtoffer] is hierna op de grond blijven liggen en later met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Aldaar is geconstateerd dat het letsel bestond uit een blauwe verkleuring op de rechterwang voor het oor en een scheurwond van ca 1 cm onder het oog. [slachtoffer] is enige tijd buiten bewustzijn geweest en heeft een zware hersenschudding opgelopen. Uit informatie van de radioloog blijkt dat sprake was van weke delen letsel. De CT-scans van aangezicht, hersenen en nekwervels lieten geen traumatische afwijkingen zien. Wegens aanhoudende klachten werd [slachtoffer] gezien door de neuroloog die concludeerde dat sprake is van posttraumatische spanningshoofdpijn met concentratieproblemen, vermoeidheid en vergeetachtigheid.
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij [slachtoffer] op de rug heeft geslagen, een nekklem heeft aangelegd en hem naar de grond heeft gewerkt.
De rechtbank stelt voorop dat iemand die deel uitmaakt van een groep die openlijk in vereniging geweld pleegt, strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor het geweld dat door andere leden van die groep wordt gepleegd. Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld en er, gelet op het geweld dat verdachte en [medeverdachte 1] kort na elkaar pleegden, sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking die ook omvat het geweld dat door [medeverdachte 1] werd uitgeoefend toen verdachte zich niet in de directe nabijheid van [slachtoffer] bevond. Het geweld tegen [slachtoffer] kan gelet op de gedragingen en de korte tijd waarbinnen dit plaatsvond, worden gezien als één gebeurtenis. Daarom komt ook het geweld gepleegd door [medeverdachte 1] voor rekening van verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 21 februari 2023 te Alphen, gemeente Alphen-Chaam, , openlijk, te weten aan [straat] in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer], door die [slachtoffer]
- meermalen te slaan en/of te stompen tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam, en
- meermalen te schoppen tegen het hoofd en/of lichaam.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 90 dagen vervangende hechtenis. Tevens vordert de officier van justitie een contactverbod op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in oplegging van een taakstraf, maar is van mening dat een taakstraf van aanzienlijk kortere duur passend is. Enerzijds vanwege het tijdsverloop in de strafprocedure en anderzijds omdat verdachte voor een meervoudige kamer moest verschijnen in deze zaak terwijl normaliter een dergelijke zaak bij de politierechter wordt behandeld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging jegens [slachtoffer]. Het gaat om zinloos (uitgaans)geweld waarbij met een overmacht van meerdere personen tegen één persoon flink geweld is toegepast. Een dergelijk feit heeft grote impact op de slachtoffers daarvan en versterkt in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid en intolerantie. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met zijn gedrag hieraan heeft bijgedragen.
Voor het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), de ernst van het feit en het advies van de reclassering van 7 januari 2025.
Verdachte is tweemaal eerder met de politie in aanraking geweest en heeft in december 2023 en juli 2024 voor die feiten strafbeschikkingen gekregen. Om die reden is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) aan de orde. Volgens de reclassering kent verdachte stabiliteit op alle leefgebieden en wordt het recidiverisico als laag inschat. Verdachte functioneert conform kalenderleeftijd en kan volgens het volwassenenstrafrecht worden berecht. Er is geen reden om een straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Toezicht of interventies zijn niet nodig. De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat in het voordeel van verdachte rekening met het tijdsverloop in onderhavige strafprocedure. Het heeft bijna twee jaar geduurd voordat de zaak op zitting is behandeld.
Dit alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 150 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 75 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden.
De rechtbank zal geen vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opleggen. Een vrijheidsbeperkende maatregel kan worden opgelegd om de maatschappij te beveiligen of om te voorkomen dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt. Niet is gebleken dat er sprake is van een dergelijk risico. Er is in onderhavig geval dan ook geen wettelijke grondslag om een dergelijke maatregel op te leggen.

7.De benadeelde partij

[slachtoffer]vordert een schadevergoeding van
€ 18.954,22.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
[slachtoffer] stelt dat hij als gevolg van de mishandeling de volgende schade heeft geleden:
kosten eigen risico zorgverzekering 2023 en 2024 € 653,62
schade bril € 289,00
beschadigd carnavalspak € 43,90
verlies fietslampjes € 109,90
kosten optometrisch onderzoek € 50,00
reiskosten chiropractor € 231,66
verlies arbeidsvermogen € 9.940,39
medische kosten € 5.110,39
reiskosten revalidatie € 525,36
immaterieel nadeel € 2.000,00
Hij stelt dat hij als gevolg van de mishandeling letsel heeft opgelopen, zoals hiervoor in dit vonnis is vermeld. In aanvulling daarop stelt hij dat hij aanhoudende klachten heeft van hoofdpijn, duizeligheid, vermoeidheid en pijn in de nek. Daarnaast heeft hij moeite om te focussen. In verband met deze klachten is hij behandeld door een neuroloog en staat hij onder behandeling van een chiropractor die een ‘post concussion syndroom’ heeft vastgesteld. Als gevolg van het letsel heeft hij enige tijd niet kunnen werken en is zijn contract voor de duur van een jaar met zijn werkgever niet verlengd. Hierdoor heeft hij inkomsten gemist, zo stelt [slachtoffer].
De hiervoor onder a, c, e, f, h en i genoemde schadeposten zijn niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, met uitzondering van een vermindering van € 200,00 van de medische kosten in verband met een jaarlijkse vergoeding door de verzekeraar, waarvan [slachtoffer] naar voren heeft gebracht dat hij die abusievelijk niet heeft meegenomen. De vordering is in zoverre toewijsbaar.
Voor zover de vordering de schade van de bril (onder b) betreft, heeft de verdediging terecht aangevoerd dat de schade bestaat uit het verlies van de waarde van de bril ten tijde van de mishandeling en niet, zoals [slachtoffer] heeft bepleit, uit de kosten van een vervangende nieuwe bril. De rechtbank begroot de voornoemde waarde, rekening houdend met de leeftijd van de bril en de aanschafwaarde, op € 50,00. In zoverre is de vordering toewijsbaar.
Voor zover de vordering het verlies van de fietslampjes (onder d) betreft, dient deze te worden afgewezen. [verdachte] heeft weersproken dat deze schade als gevolg van de mishandeling is ontstaan. De stelling van [slachtoffer] volgend die inhoudt dat deze fietslampjes in zijn jas zaten die bij het cultureel centrum is achtergebleven en dat die kennelijk door iemand uit zijn jas zijn gepakt, kan de schade niet redelijkerwijs als gevolg van de mishandeling worden toegerekend aan [verdachte].
Wat het verlies aan arbeidsvermogen (onder g) betreft, heeft [verdachte] in het licht van de door [slachtoffer] overgelegde stukken onvoldoende gemotiveerd weersproken dat [slachtoffer] als gevolg van het opgelopen letsel niet in staat is geweest om de ingevolge het jaarcontract te verrichten arbeid uit te voeren en daardoor de gestelde inkomsten heeft gemist. Deze schade bestaat in de netto gederfde inkomsten, zodat ten onrechte de gederfde bruto inkomsten zijn gevorderd. De rechtbank begroot deze schade met inachtneming van een loonbelasting van 40% op € 2.736,07 (0,6 x € 4.560,12) en zal de vordering in zoverre toewijzen.
[verdachte] heeft voldoende gemotiveerd betwist dat het jaarcontract van [slachtoffer] in de hypothetische situatie zonder mishandeling zou zijn verlengd. Op dit punt is nader debat en eventuele bewijsvoering nodig, waartoe dit strafgeding zich niet leent. [slachtoffer] zal in zoverre niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Gelet op de aard en ernst van het letsel en de gestelde en niet weersproken gevolgen daarvan voor [slachtoffer], alsmede gelet op de bedragen die door rechters in vergelijkbare gevallen worden toegekend, oordeelt de rechtbank het gevorderde bedrag aan smartengeld billijk. Ook deze vordering is toewijsbaar.
Concluderend is een bedrag van € 9.201,00 wegens materiële schade en een bedrag van € 2.000,00 wegens immaterieel nadeel toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan tot de dag van voldoening. Voor zover de vordering de fietslampjes betreft, dient deze te worden afgewezen. Voor het overige zal [slachtoffer] in zijn vordering niet ontvankelijk worden verklaard. Dat deel van de vordering kan desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid
In de gevallen waarin het geweld door verdachte in vereniging met één of meer anderen is gepleegd, stelt de rechtbank vast dat in civielrechtelijk opzicht sprake is van groepsaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dit brengt met zich dat iedere bij het groepsgeweld betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan geleden schade. Er is namelijk steeds sprake geweest van bewuste gezamenlijke deelname aan gewelddadige gedragingen in groepsverband en tussen die gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Groepsgeweld tegen een persoon (of personen) brengt de kans met zich dat aan die persoon of personen letsel of andere schade wordt toegebracht, en verdachte heeft dat risico voor lief genomen. Door gewelddadige deelname aan de groep zijn verdachte en zijn mededader naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Voor aansprakelijkheid krachtens artikel 6:166 BW is niet vereist dat een individu uit de groep zelf de schade heeft veroorzaakt om daarvoor in civielrechtelijke zin aangesproken te kunnen worden. De regeling beoogt buiten twijfel te stellen dat een deelnemer aan onrechtmatige gedragingen in groepsverband zich niet aan aansprakelijkheid voor de daaruit ontstane schade kan onttrekken met het causaliteitsverweer dat de schade ook zonder zijn deelneming aan de groep zou zijn ontstaan.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
75 dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van
€ 11.201,=,waarvan € 9.201,= aan materiële schade en € 2.000,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het bedrag van € 109,90 (fietslampjes) af;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer]
(feit 1 en 2), € 11.201,=te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
91 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. C.E.M. Marsé, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 februari 2025.
Mr. Louwerse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Alphen, gemeente Alphen-Chaam, althans in Nederland, openlijk, te weten aan [straat], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten
[slachtoffer], door die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen tegen het gezicht en/of hoofd en/of
lichaam, en/of
- meermalen, althans eenmaal, te schoppen en/of te trappen tegen het hoofd en/of lichaam;
(Artikel art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)