ECLI:NL:RBZWB:2025:6310
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 september 2025 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende, een B.V. uit een onbekende plaats, had op 17 september 2024 en 30 januari 2025 brieven gestuurd naar de Belastingdienst, waarin zij haar onvrede over een verzuimboete bij de aanslag vennootschapsbelasting 2018 kenbaar maakte. Deze brieven werden door de inspecteur van de Belastingdienst als beroepschriften aangemerkt en doorgestuurd naar de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht van € 385,- niet was betaald. De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat het niet tijdig betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar is, aangezien de griffier de belanghebbende tijdig had geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht en de termijn waarbinnen dit betaald moest worden. Ondanks herhaalde aanmaningen heeft de belanghebbende het griffierecht niet voldaan.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen goede reden is gegeven voor het niet betalen van het griffierecht, waardoor het beroep niet inhoudelijk kon worden beoordeeld. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit van de inspecteur in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.