In deze zaak heeft eiseres een aanvraag ingediend bij de Sociale Banken Nederland (SBN) voor de overname van belastingschulden. De minister van Financiën heeft op 29 augustus 2024 besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat deze te laat zou zijn ingediend. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard met een besluit van 18 december 2024. De rechtbank heeft op 15 september 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres aanwezig was met haar gemachtigde, terwijl de minister niet verschenen is.
Tijdens de zitting heeft eiseres toegelicht dat de publieke schulden inmiddels zijn kwijtgescholden, wat zij na het indienen van het beroep op 5 februari 2025 heeft vernomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister zijn motivering voor de afwijzing van de aanvraag heeft gewijzigd, wat leidt tot een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten, omdat SBN geen publieke schulden overneemt.
De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot het betalen van de proceskosten aan eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.360,50, en het griffierecht van € 53,-- moet ook worden vergoed. De uitspraak is gedaan door rechter R.P. Broeders, in aanwezigheid van griffier A.J.M. van Hees, op 15 september 2025. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.