ECLI:NL:RBZWB:2025:6273

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
AWB 25_95
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning op grond van de Opiumwet en de beoordeling van de burgemeester

Deze uitspraak betreft de sluiting van een woning voor de duur van drie maanden op basis van de Opiumwet. Eiser, eigenaar en verhuurder van de woning, is het niet eens met deze sluiting en heeft beroep ingesteld. De rechtbank beoordeelt of de burgemeester in redelijkheid tot deze sluiting heeft kunnen besluiten. De burgemeester had op 4 juni 2024 besloten de woning te sluiten na een bestuurlijke rapportage van de politie, waarin werd vermeld dat er harddrugs in de woning werden aangetroffen. Eiser voert verschillende beroepsgronden aan, maar de rechtbank komt tot de conclusie dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. De rechtbank oordeelt dat de sluiting noodzakelijk was gezien de hoeveelheid aangetroffen drugs en de risico's voor de openbare orde. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat de drugs voor eigen gebruik waren en de burgemeester heeft voldoende onderbouwd dat de sluiting evenwichtig was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de sluiting van de woning voor de duur van drie maanden rechtmatig was.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/95 OPIUMW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. C.A. Kaya),
en

de burgemeester van de gemeente Terneuzen, de burgemeester.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de sluiting van een woning voor de duur van drie maanden op grond van de Opiumwet. Eiser is het daarmee niet eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of de burgemeester de woning in redelijkheid heeft kunnen sluiten voor de duur van drie maanden.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de burgemeester de woning in redelijkheid heeft kunnen sluiten voor de duur van drie maanden. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 13 november 2024 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij het besluit tot sluiting gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 20 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiser deelgenomen. De gemachtigde van eiser en de burgemeester hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

De niet betwiste feiten
3. Eiser is eigenaar en verhuurder van de woning aan de [adres] .
3.1.
De politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, heeft op 21 maart 2024 een bestuurlijke rapportage opgesteld. In de bestuurlijke rapportage is opgenomen dat op 26 februari 2024 door het Team Criminele Inlichtingen een proces-verbaal is verstrekt met daarin de inhoud dat vanuit de [adres] wordt gehandeld in harddrugs. Naar aanleiding van die informatie is de politie op 27 februari 2024 binnengetreden. In de woning zijn onder andere de volgende middelen en goederen aangetroffen en inbeslaggenomen:
  • 58,6 gram cocaïne
  • 4261,8 gram amfetamine
  • 6,2 gram ketamine
  • Twee mobiele telefoons
  • Een detectieapparaat, GPS-trackers en verborgen camera’s
3.2.
Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester op 23 april 2024 aan de bewoner van het pand en aan eiser het voornemen kenbaar gemaakt om over te gaan tot sluiting van de woning voor de duur van drie maanden.
3.3.
De burgemeester heeft met het besluit van 4 juni 2024 de woning gesloten voor de duur van drie maanden. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 15 juli 2024.
3.4.
De politie heeft op 28 oktober 2024 een aanvullende bestuurlijke rapportage opgesteld. Hierin is opgenomen dat alle drugs zijn aangetroffen in de woonkamer en in detail is weergegeven waar de drugs zijn aangetroffen. Daarbij is omschreven dat de drugs zijn aangetroffen in verschillende gripzakjes.
3.5.
De commissie voor bezwaarschriften (hierna: adviescommissie) heeft op 30 oktober 2024 geadviseerd het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
3.6.
De burgemeester heeft met het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard.
Procesbelang
4. Een persoon heeft in beginsel geen procesbelang bij inhoudelijke beoordeling van het beroep, als hij datgene wat hij verlangt, niet (meer) kan bereiken met de procedure. De woning was gesloten tot 4 oktober 2024 en kan hedendaags weer worden gebruikt en verhuurd door eiser. Eiser kan hetgeen dat hij verlangt, het tegengaan van de sluiting, niet meer bereiken met deze procedure. Eiser heeft echter onderbouwd dat hij van mening is dat zijn eer en goede naam is geschonden. De burgemeester heeft volgens hem onvoldoende naar buiten gebracht dat eiser geen betrokkenheid heeft bij de aangetroffen verdovende middelen. De rechtbank is daarmee van oordeel dat eiser toch procesbelang heeft bij inhoudelijke beoordeling van het beroep. De burgemeester heeft dit ook niet weersproken.
Toetsingskader
5. De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
5.1.
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) heeft op 16 juli 2025 een overzichtsuitspraak gedaan. In deze uitspraak is de lijn in de jurisprudentie omtrent woningsluitingen op grond van de Opiumwet verduidelijkt. [1]
Bevoegdheid
6. De burgemeester is op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang als in een woning een middel als bedoeld in lijst I of lijst II, behorend bij de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Doorgaans houdt de last in dat de woning voor een bepaalde periode wordt gesloten. De burgemeester kan artikel 13b van de Opiumwet toepassen als er in of vanuit een woning in drugs wordt gehandeld (verkopen, afleveren, verstrekken) of als drugs met het oog op die handel in de woning aanwezig zijn. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs, 5,0 gram softdrugs of vijf (hennep)planten de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Uitzondering daarop is wanneer de feiten en omstandigheden erop duiden dat het om een hoeveelheid voor eigen gebruik gaat.
6.1.
In de woning is 58,6 gram cocaïne, 4261,8 gram amfetamine en 6,2 gram ketamine aangetroffen. Cocaïne en amfetamine zijn opgenomen op lijst I van de Opiumwet en zijn daarmee aan te merken als harddrugs. De grens van 0,5 gram harddrugs is ruimschoots overschreden. Daarmee is de burgemeester in beginsel bevoegd om de woning te sluiten.
6.2.
Dit is anders indien sprake is van feiten en omstandigheden die erop duiden dat het om een hoeveelheid voor eigen gebruik gaat. Uit de bestuurlijke rapportage van 21 maart 2024 volgt dat de huurder van het pand als verdachte is gehoord en daarbij heeft hij aangegeven dat de aangetroffen cocaïne en ketamine voor eigen gebruik waren en de amfetamine niet van hem was. Verder is gebleken dat de huurder vijf jaar voorafgaand aan het bestreden besluit twee antecedenten heeft gehad betreffende een delict uit de Opiumwet.
6.3.
Er bestaat in onderhavig geval geen aanleiding om aan te nemen dat de harddrugs aanwezig waren voor eigen gebruik. De adviescommissie heeft onbetwist onderbouwd dat het niet aannemelijk en geloofwaardig is dat de harddrugs waren bedoeld voor eigen gebruik en niet voor handel in of vanuit de woning, aangezien sprake is van een enorme hoeveelheid drugs. De rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. Dit is tussen partijen ook niet in geschil.
Evenredigheid
7. Als de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd is om in een concreet geval op te treden met een last onder bestuursdwang en hij overweegt om een woning te sluiten, zal hij moeten beoordelen of dat in de omstandigheden van het geval gerechtvaardigd is, en zo ja, voor hoe lang. Wanneer hij daarvoor beleid heeft geformuleerd, zal hij dat beleid in de regel moeten toepassen en ook moeten bezien of er grond bestaat om daarvan af te wijken.
7.1.
De burgemeester heeft de beleidsnota artikel 13b Opiumwet (hierna: beleidsnota) vastgesteld. In de beleidsnota is opgenomen dat de burgemeester bij verkoop van dan wel aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs bij een 1e overtreding een sluiting van drie maanden oplegt. De opgelegde sluiting is daarmee in lijn met de beleidsnota.
7.2.
Steeds zal de burgemeester moeten beoordelen of zijn optreden in een concreet geval evenredig is. De burgemeester moet zich ervan vergewissen dat de sluiting van een woning en de duur ervan met het oog op de hiervoor genoemde doelen geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is.
Geschikt
8. Toepassing van artikel 13b van de Opiumwet strekt tot beëindiging van de overtreding van de Opiumwet, het beëindigen van de negatieve effecten van de overtreding en het voorkomen van herhaling van de overtreding. De burgemeester heeft in het besluit van 5 juni 2024 de doelen nader uiteengezet.
8.1.
Tijdsverloop tussen enerzijds het constateren van de overtreding en anderzijds het tijdstip waarop de burgemeester ingevolge zijn besluitvorming tot sluiting overgaat, kan ertoe leiden dat sluiting van een woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet redelijkerwijs niet meer zal bijdragen aan het bereiken van de doelen die met een dergelijke sluiting worden gediend. De woning is gesloten na om en nabij 2,5 maand na de constatering en inbeslagname van de harddrugs. Tussen partijen is niet in geschil dat de sluiting geschikt was om de nagestreefde doelen te bereiken.
Noodzakelijk
9. Bij beoordeling of sluiting van een woning noodzakelijk is, is de vraag aan de orde of de burgemeester, gegeven zijn bevoegdheid om bestuursdwang uit te oefenen, met een minder ingrijpend middel had kunnen en dus ook moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt.
Bij de beoordeling of het noodzakelijk is om tot sluiting van de woning over te gaan en zo ja, voor hoe lang, zijn verschillende omstandigheden van belang. Bijvoorbeeld de aard en de hoeveelheid aangetroffen drugs en de daarmee mogelijk gepaard gaande risico’s op verdere criminaliteit, wat gevolgen heeft voor de veiligheid en de openbare orde in de omgeving. De burgemeester mag daarbij een onderscheid maken tussen hard- en softdrugs. Ook is relevant of de drugs feitelijk in of vanuit de woning worden verhandeld en of de woning feitelijke bekendheid heeft als drugspand. Dat drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij of onderzoek van de politie over mogelijke handel vanuit de woning, verklaringen van buurtbewoners daarover of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit de woning zoals gripzakjes, ponypacks, een (grammen)weegschaal en grote hoeveelheden contant geld en/of wapens. Wanneer sprake is van toeloop, overlast of (gevoelens van) onveiligheid in de omgeving, kan het noodzakelijk zijn om die met sluiting van de woning ongedaan te maken. Hierbij kan mede van belang zijn of in de nabije omgeving van de woning in het recente verleden al vaker sprake is geweest van drugsovertredingen of drugsgerelateerde criminaliteit. Verder kan sluiting van de woning noodzakelijk zijn als op grond van concrete feiten en omstandigheden aannemelijk is dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel als professionele teeltlocatie, handelslocatie, opslaglocatie voor handel elders of omdat toegang tot de woning wordt verschaft aan derden om er te gebruiken.
9.1.
Eiser heeft betoogd dat de sluiting niet noodzakelijk was omdat niet gebleken zou zijn dat de drugs daadwerkelijk vanuit de woning werden verhandeld. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt overigens dat het om opslag van harddrugs gaat. Het enkele aantreffen van harddrugs is onvoldoende om de woning te sluiten. Bovendien bevindt de woning zich niet in een drugswijk.
9.2.
De burgemeester heeft gesteld dat de sluiting noodzakelijk was gelet op ernst van het geval, de aanwijzingen van handel vanuit de woning en het feit dat de woning is gelegen in een kwetsbare wijk.
9.3.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester met het bestreden besluit voldoende heeft onderbouwd dat de sluiting noodzakelijk was. De burgemeester heeft onderbouwd dat sprake is van een ernstig geval, gelet op de aanzienlijke handelshoeveelheid harddrugs die is aangetroffen. Daarbij geldt het uitgangspunt dat de woning een rol heeft vervuld binnen de keten van drugshandel. Met de sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de loop naar het pand eruit gehaald. Daarnaast volgt uit de bestuurlijke rapportage dat er een melding is gedaan van drugshandel vanuit de woning en dat de huurder meermaals gerelateerd is aan de opslag van drugs en drugshandel. Uit de aanvullende bestuurlijke rapportage blijkt dat in de woning gripzakjes en een weegschaal zijn aangetroffen, en ook deze attributen duiden op handel vanuit de woning. Verder is de woning gelegen in een wijk, waar in de afgelopen drie jaar drie woningen zijn gesloten op grond van de Opiumwet.
9.4.
Hetgeen eiser in beroep nog (aanvullend) naar voren heeft gebracht - dat uit de huurovereenkomst blijkt dat aanwezigheid van verdovende middelen niet is toegestaan en dat er geen meldingen van overlast zijn gedaan - maakt niet dat de sluiting niet noodzakelijk was. Ook het beroep op de uitspraak van de ABRvS [2] waarin enkel een bestuurlijke waarschuwing is opgelegd gaat niet op, omdat in die zaak de aangetroffen drugs (2,04 gram cocaïne) voor eigen gebruik waren en verder geen attributen zijn aangetroffen die zien op handel in harddrugs. Die situatie is dus niet vergelijkbaar met eisers situatie.
Evenwichtig
10. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid moeten de nadelige gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de doelen die de burgemeester met de sluiting wil bereiken. Deze laatste houden doorgaans verband met de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk acht. Een sluiting met zware nadelige gevolgen voor de betrokkenen is niet per definitie onevenwichtig. Wel dient de burgemeester aan de mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de sluiting van een woning - die een inmenging in het in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden neergelegde recht kan vormen - een zwaar gewicht toe te kennen bij beantwoording van de vraag of hij van zijn bevoegdheid gebruikmaakt. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn. De burgemeester moet bijvoorbeeld de mate van verwijtbaarheid van de degenen die door de sluiting worden getroffen beoordelen en beoordelen in hoeverre aan hen kan worden tegengeworpen dat zij zelf het risico op ingrijpende gevolgen van hun handelen of nalaten hebben genomen.
10.1.
Eiser heeft aangevoerd dat de sluiting onevenwichtig was. De burgemeester gaat te kort door de bocht door aan te nemen dat eiser als verhuurder verantwoordelijk is voor de woning en dat daarmee sprake is van verwijtbaarheid. Eiser is regelmatig in het appartement geweest en had geen enkele reden om aan te nemen dat daar harddrugs aanwezig waren. Er zijn bovendien grenzen aan het houden van toezicht door een verhuurder. Verder stelt eiser dat de gevolgen voor hem zwaar wegen. Hij kan door de oplegging van de last onder bestuursdwang niet in aanmerking komen voor een vergunning of een subsidie waarvoor een toets in de zin van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Bibob-toets) wordt gedaan. Vast onderdeel van een Bibob-toets is immers de vraag of er in de afgelopen vijf jaar een last onder bestuursdwang of dwangsom is opgelegd. Tevens kan het verkrijgen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG) voor het verrichten van werkzaamheden voor overheidsinstanties onmogelijk worden.
10.2.
De burgemeester heeft gesteld dat de sluiting evenwichtig was. Eiser kon een verwijt worden gemaakt omdat hij als verhuurder verantwoordelijk is voor de woning. Hij heeft onvoldoende toezicht uitgeoefend. Verder is niet gebleken van bijzondere omstandigheden waarom afgezien had moeten worden van de sluiting.
10.3.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester voldoende heeft onderbouwd dat de sluiting evenwichtig was. Eiser kan een verwijt worden gemaakt. Hij dient als verhuurder concreet toezicht te houden op het gebruik van het pand. Eiser heeft enkel gesteld, maar niet onderbouwd, dat hij concreet toezicht heeft uitgeoefend op de woning.
10.4.
Daarnaast is niet gebleken van nadelige gevolgen die dusdanig zwaar wegen dat de burgemeester in redelijkheid af had moeten zien van de sluiting. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat de huurder de huurpenningen heeft doorbetaald tijdens de sluiting. Dit betekent dat geen sprake is van gemiste huurinkomsten voor eiser. Verder heeft eiser wellicht een aanvraag voor subsidie ingediend, maar het is onzeker dat dit zou leiden tot een afwijzing op basis van de Bibob-toets. Voor wat betreft mogelijke vergunningaanvragen en het verkrijgen van een VOG heeft eiser ter zitting toegelicht dat hij in de nabije toekomst geen concrete plannen heeft om dergelijke vergunningen aan te vragen of een concrete functie wil gaan uitvoeren waarvoor een VOG is vereist. De rechtbank is daarmee van oordeel dat de burgemeester aan de belangen van eiser in redelijkheid geen zwaarwegende en doorslaggevende betekenis heeft toegekend.
Gelijkheidsbeginsel
11. Eiser heeft aangevoerd dat de burgemeester heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. In juni is er een woning in [plaats 2] gesloten voor de duur van twee maanden in plaats van drie maanden. In die woning was ook een substantiële hoeveelheid harddrugs aangetroffen.
11.1.
De burgemeester heeft gesteld dat ieder geval individueel wordt beoordeeld en dat er bijzondere omstandigheden aan de orde kunnen zijn die leiden tot afwijking van het beleid. In het geval van de woning in [plaats 2] was sprake van een andere gezinssamenstelling en andere persoonlijke belangen.
11.2.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester niet heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. De burgemeester heeft onderbouwd dat geen sprake is van gelijke gevallen. Er bestaat geen aanleiding om daaraan te twijfelen.
Volledige heroverweging
12. Eiser heeft aangevoerd dat de burgemeester geen volledige heroverweging op zijn bezwaar heeft gemaakt. Het college heeft in het besluit van 4 juni 2024 benoemd dat het gaat om de sluiting van een schuur. Eiser heeft hierop gewezen, maar hier is niks mee gedaan.
12.1.
De burgemeester heeft gesteld dat sprake was van een kennelijke verschrijving. Uit het besluit volgt voldoende dat het om een woning ging.
12.2.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een volledige heroverweging met het bestreden besluit. De burgemeester is met het bestreden besluit uitvoerig ingegaan op de bezwaargronden van eiser. Het enkele feit dat in het besluit van 4 juni 2024 werd verwezen naar een schuur, maakt dat niet anders. Er was sprake van een kennelijke verschrijving.
Brief aan omwonenden
13. Eiser heeft aangevoerd dat hij de informatiebrief van de burgemeester aan omwonenden wat onprofessioneel vindt. Er is niet opgenomen dat de harddrugs zijn aangetroffen bij de huurder en dat eiser niet betrokken is bij drugshandel.
13.1.
De rechtbank stelt vast dat de betreffende brief valt buiten de omvang van het geding en zij beperkt zich tot de beoordeling of de burgemeester in redelijkheid over kon gaan tot sluiting van de woning voor de duur van drie maanden. Uit al het voorgaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat de burgemeester in redelijkheid de woning heeft gesloten voor de duur van drie maanden.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 16 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 7:11, eerste lid, van de Awb
Indien het bezwaar ontvankelijk is, vindt op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.
Opiumwet
Artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, of een substantie die deel uitmaakt van een stofgroep als bedoeld in lijst IA of een preparaat daarvan, met uitzondering van de middelen bedoeld in artikel 2a, tweede lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Voetnoten

1.ABRvS 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922.
2.ABRvS 26 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1276.